Dimlichten, grootlichten, mistlichten. Ken jij de verschillende soorten autoverlichting en weet je wanneer je welke mag of moet gebruiken?
Dimlichten
Vanaf het schemerdonker ’s avonds tot het ’s morgens weer licht wordt, moeten de dimlichten verplicht branden. Datzelfde geldt voor alle omstandigheden waarbij het zicht beperkt is tot minder dan tweehonderd meter, bijvoorbeeld door hevige regen, sneeuw of mist. Sommige wagens zijn voorzien van dagrijlichten. Die mogen altijd branden, maar vervangen de dim- en grootlichten niet.
Grootlichten
Als je nog verder dan honderd meter kunt zien door openbare verlichting, dan mag je de grootlichten (pharen in de volksmond) niet aansteken. Het is ook verboden om andere weggebruikers, die vaak uit de tegenovergestelde richting komen, te hinderen. Dat geldt dus ook voor fietsers, voetgangers, treinen, trams en zelfs boten als je langs een waterweg rijdt. De grootlichten moet je ook uitzetten als je een voertuig op minder dan vijftig meter volgt.
Mistlichten
Het achtermistlicht moet je aansteken wanneer het zicht door mist of sneeuw beperkt is tot minder dan honderd meter. Bij felle regen moet het altijd, in alle andere omstandigheden is het dan weer verboden. Voormistlichten zijn niet verplicht, maar wie ze heeft mag ze enkel gebruiken bij mist, sneeuw of felle regen.
Bron: VAB
Foto: Pixabay