De onafscheidelijke broers Bas en Bob verhuizen van inrichting naar inrichting, omdat ze niet te hanteren zijn. Overal proberen ze de twee te scheiden, gaat dat nu wel lukken?
Later, toen Bas en Bob de gang op en neer liepen, hadden ze het over Ria en Ben. ‘Nou, het is niet moeilijk om uit te vinden waarom zij hier zit.’ ‘Nee, het arme kind. Ben, de denkbeeldige hond. Dán ben je gek.’ ‘Och, dat denken ze van ons ook.’ ‘Ja, ze snappen er niks van.’
Maar Bas moest toch iedere keer aan Ria denken. Eigenlijk vond hij haar wel lief en dat zei hij ook tegen Bob. ‘Ben je gek? Zo’n vrouw, dat is hoogst onsmakelijk. Heb je ooit gezien hoe dat er van onder uitziet?’
‘Ja maar, het is toch normaal dat je een vrouw leuk vindt? En dat andere, zo is ze geboren.’ ‘Je zet haar maar uit je hoofd. Een vrouw, geef toe, je bent er eigenlijk bang van.’ ‘En jij dan?’
‘Dat weet je. Wat dat betreft ben ik anders, ik vind een man nou eenmaal mooier.’ ‘Maar eigenlijk hoort dat toch niet?’ ‘Buiten jou hoeft niemand dat toch te weten?’
Bas zweeg een beetje verongelijkt. En toch vond hij Ria leuk! En dat gedoe met die hond vond hij niet erg, zo heeft iedereen wel wat.
Bas merkte dat hij zich erop verheugde om Ria weer te ontmoeten. Hij vond het heerlijk om met haar te praten, hij zou graag een keer alleen met haar willen zijn. Maar Bob vond dat niet goed en wilde er altijd bij zijn. ‘Kan je me nou niet één keer alleen laten gaan?’
‘O, ik wil wel helemaal weggaan.’
‘Alleen omdat ik een keertje alleen met Ria wil zijn.’
‘Wat zanik je nu over dat wijf. Je hebt mij toch? Vrouwen zijn vies!’
‘Ria is niet vies, ik wil niet dat je dat zegt.’ Het volgende moment was Bob verdwenen, Bas had hem niet eens weg zien gaan. Uitgeput zakte hij neer op een bank en viel meteen in slaap.
Hij werd wakker, omdat er een woedende arts bij hem stond, die schreeuwde: ‘Welja, ga lekker liggen slapen, nadat je Ria zo geslagen hebt. We zullen jou maar een paar dagen in de isoleercel zetten.’ Verward ging Bas staan. ‘Ik ben aldoor hier geweest, dat moet Bob gedaan hebben. Ik vind Ria lief, ik zou haar nooit slaan. Waar is ze? Ik wil naar haar toe!’ Maar er werd niet naar hem geluisterd. Hij kreeg een injectie en werd in een isoleercel gezet. Apathisch lag hij voor zich uit te kijken, te suf om te reageren. Hij moest even geslapen hebben, want ineens stond Bob voor hem. ‘Zo los je dat op, geen gezeur met die wijven.’
‘Fijn, en ik mag er voor opdraaien.’
‘Dacht je dat ik ging zitten wachten tot ze kwamen? Misschien denken ze dat ik gek ben, maar daarom ben ik het nog niet. Ga jij nou maar slapen, het is al mooi dat ik bij je mocht komen.’
Na een verblijf van drie dagen in de isoleercel mocht Bas de afdeling weer op. Hij zag dat Ria ver uit zijn buurt bleef. Schijnbaar had ze Ben op schoot, want ze had haar armen om iets onzichtbaars heen geslagen. Bob bleef op hem inpraten dat hij Ria uit zijn hoofd moest zetten en aangezien Bob alles voor hem was, deed hij uiteindelijk wat van hem geëist werd. Niet zonder de nodige verwijten, maar uiteindelijk was alles weer bij het oude..
Op een dag kregen alle patiënten te horen dat er een nieuwe directeur was en dat hij persoonlijk met iedereen kennis zou komen maken. ’s Middags kwam hij op de afdeling en stopte bij iedereen om een praatje te maken. Bas keek opzij en vroeg: ‘Geef jij hem eerst een hand of ik?’ ‘Doe jij het maar.’
‘Misschien heeft hij zijn handen niet gewassen en heeft hij net geplast.’
‘Dat is nog niet zo erg als neuspeuteren.’ Bas schaterde. De directeur was erbij gaan zitten.
Hij keek gefascineerd naar die ene man, die een levendig gesprek hield met de lege stoel naast zich…
Binnenkort een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda