De grootste mythes over gebitsverzorging bij huisdieren

De grootste mythes over gebitsverzorging bij huisdieren

Goede gebitsverzorging is belangrijk voor huisdieren. Dr. Collin Wallis is werkzaam als senior onderzoeker bij WALTHAM, Centre tor Pet Nutrition waar zij zich bezig houdt met tandvleesproblemen bij honden en katten.

Tandvleesproblemen zijn een groot probleem bij huisdieren, vertelt Wal­lis. Zo’n 80 procent van de honden ouder dan drie jaar heeft er last van. Bij katten zijn deze percentages niet bekend. De problemen beginnen met de opbouw van tandplak, wat resulteert in tandvleesontsteking. Op de website van het LICG vind je praktische poetstips voor honden en katten.

Goede gebitsverzorging bij huisdieren

Veel van deze problemen kunnen volgens Wallis voorkomen worden, maar eigenaren realiseren zich vaak niet wat het belang is van een goede gebitsverzorging voor hun huisdier. Ook gaan er nogal wat verhalen de ronde die Wallis graag de wereld uit wil helpen. Ze heeft de belangrijkste mythes op een rij gezet.

1. Achtergebleven melktandjes vallen er vanzelf wel uit

Melktanden komen door op een leeftijd van twee a drie weken. Op een leeftijd van ongeveer vier maanden beginnen honden en katten te wisselen en als ze zo’n zes tot acht maanden oud zijn hebben ze een volwassen gebit. Soms blijven de melktanden echter zitten, dit gebeurt vaker bij kleinere hondenrassen. Deze gaan niet vanzelf weg en het laten zitten kan leiden tot problemen zoals schade aan het gehemelte en standsafwijkingen. Als de hoektanden op de verkeerde plek doorkomen, kan dit ook leiden tot het verkeerd uitgroeien van de kaak. Daarnaast lopen de dieren meer risico op tandvleesproblemen, omdat in de ruimtes tussen de melktanden en de nieuwe tanden gemakkelijk plak ophoopt.

2. Botten maken de tanden sterker

Kauwen is goed, maar als het materiaal te hard is slijten de tanden snel af. De glazuurlaag van hondentanden is bovendien een stuk dunner dan die van ons en raakt ook sneller beschadigd. Speeltjes en botten die erg hard zijn, kunnen leiden tot gebroken tanden. Een voorwerp is ‘veilig’ om te kauwen als je er met je nagel een deukje in kunt duwen.

3. Honden en katten voelen tandpijn niet zoals wij

Honden en katten voelen tandpijn net zoals wij dat doen, ze verbergen het alleen beter. En een afgebroken tand kan erg pijnlijk zijn. Het is een misverstand dat het wel meevalt wanneer het dier nog gewoon eet. Eten is een eerste levensbehoefte en daar zal het dier niet zomaar mee stoppen. Soms zie je kleine tekenen zoals eten uit de bek laten vallen, kwijlen of met de poot over de snuit wrijven. Tegen de tijd dat een dier echt stopt met eten is de situatie meestal vrij ernstig.

4. Fluortandpasta is goed voor de tanden van honden en katten

Fluor wordt gebruikt om tandbederf tegen te gaan. Maar hier hebben honden en katten bijna nooit last van. Daarnaast is fluor giftig voor honden.

5. Tandsteen kan tandvleesproblemen veroorzaken

Tandsteen is een eindproduct van gemineraliseerd tandplak. Er zijn tot nu toe geen wetenschappelijke aanwijzingen dat tandsteen ook leidt tot tandvleesproblemen.

6. Slechte adem hoort bij dieren

Een slechte adem is niet normaal. Het wordt veroorzaakt door de gassen methylmercaptaan (rotte koolgeur) en waterstofsulfide (rotte eierenlucht) die worden geproduceerd door de bacteriën in de bek. Slechte adem is vaak de eerste aanwijzing voor tandvleesproblemen.

Bron: Dierenarts.nl
Foto: Pixabay

Facebook18
Twitter
Follow Me
Tweet

Eén reactie

  1. Ik weet niet wie dierenats.nl is die dit artikel geschreven heeft, maar het is in elk geval goed vertaald uit een zeer oud boek. Persisterende melktanden zijn maar gevaarlijk als ze blijven zitten. Advies om ze te laten verwijderen op § maand is voorbarig. De meeste vallen op 9 maand toch uit. Er kan wel haar achterblijven tussen deze tanden en de permanente haaktanden, maar dat is ook alles.
    Tandsteen leidt tot retractie van tandvlees, met parodontose tot gevolg. De anaërobe bacteriën gedijen immers het beste tussen tand en tandvlees. Er wordt op die grens plaque gevormd die daarna verkalkt, zodat de bacteriën zich steeds dieper terugtrekken in het anaërobe gedeelte. Het zijn deze anaërobe bacteriën die de rottingsgeur in de mond veroorzaken. Het tandvlees raakt ontstoken en de tand ontwortelt geleidelijk.