Guido Peeters (84) wist al vroeg dat hij priester wilde worden. Hij volgde de opleidingen en woonde in het klooster. Ook nu nog is hij actief, maar als twintiger heeft hij ook een kritische kijk op de kerk en haar macht gekregen. Echter, tot op heden heeft hij nooit spijt gehad van zijn keuze.
Biechten
“Ik kom uit een katholiek gezin en we gingen elke zondag naar de kerk”, vertelt Pater Guido. “Ik zat op de gemeenteschool, die was waar nu de bibliotheek is. Dat was een katholieke school en na je eerste communie ging je met de klas elke maand biechten. Maar er was niet altijd iets te biechten, dan moest je zelf iets verzinnen. Als ik nu terugkijk, is dat helemaal verkeerd. De kerk was veel te rijk en te machtig en heeft daar gebruik en misbruik van gemaakt. Ook met biechten dus, je werd verplicht te gaan, ook als je niks gedaan had. Je werd opgevoed met de angst om naar de hel te gaan.”
Je wist niet beter
“Neem de seksualiteit, dat is het mooiste dat er is, de voorplanting, dat is toch geweldig? Maar de kerk heeft er iets slechts van gemaakt. Of homoseksualiteit bijvoorbeeld, een algemeen geaccepteerd iets, dat mag niet van de kerk. Al die dingen zorgen ervoor dat de mensen wegblijven en de kerken leeg zijn. De kerk stelt dat zelf ook vast, maar verandert dingen niet. Vroeger wist je dat niet, je accepteerde het zoals het was, want je wist niet beter.”
Sjotten met lange broek aan
“In de kerk zaten de mensen gescheiden, de mannen rechts en de vrouwen links. Mijn ouders wilden dat mijn broers en ik misdienaar werden. Dat was heel gewoon en wij stemden in. Mijn zusjes mochten dat natuurlijk niet, want vrouwen waren minderwaardig in de kerk. Ze moesten ook een hoed op en kousen aan in de kerk. In Essen-Hoek moesten de jongens sjotten met een lange broek aan. Een korte broek was verboden, want dat kon lustgevoelens opwekken.”
Sint-Alfonsus de Liguori
“Ik ging naar het College waar ik intern was. Daar gingen we vier keer per dag naar de kapel, om 06.30, 12.00, 17.00 en 20.00u. Na 20.00 mocht er niet meer gepraat worden. Er kwamen missionarissen vertellen over hun werk en dat lag in mijn interessegebied. Het idee groeide in me en op mijn vijftiende besloot ik het klooster in te gaan en priester te worden. Het klooster en het College waren van de Redemptoristen. Sint-Alfonsus de Liguori, stichter van de Redemptoristen, zei in 1732: ‘U zult naar de meest verlatenen gaan.’ Dat was voor mij de weg van de voorzienigheid, want als ik had gewild had ik ook voor een ander klooster kunnen kiezen.”
De religieuze stilte
“De opleiding was heel streng. De religieuze stilte, die gold altijd in het klooster en je mocht alleen noodzakelijke dingen vragen of zeggen. De kleine stilte in de middag van 14.00 tot 17.00, dan mocht je buiten nog iets vragen of zeggen. De grote stilte, die was van 20.00 tot 08.00, dan mocht er helemaal niet gesproken worden. Niemand van buitenaf mocht binnen, ook niet in de tuin, alles was ommuurd. Wij, de internen dus, mochten naar huis met Allerheiligen, Kerstmis, Lichtmis, Pasen, Pinsteren en de grote vakantie. Tussendoor mocht de familie wel eens langskomen, die zag je dan in de spreekkamer. Mijn zus bracht regelmatig proper linnen en nam het vuile weer mee naar huis. En in de kerk mochten de mensen niet voorbij de communiebanken. Ik accepteerde de strenge regels, daar stelde je je op in.”
Zwemmen met soutane aan
“We sliepen in een grote slaapzaal met houten panelen van twee meter hoog tussen de bedden en grote gordijnen aan het voeteneind. De afgezette ruimtes waren geschakeld, dus twee achter elkaar en natuurlijk aan weerskanten een rij. Een brede gang in het midden en aan de overkant daarvan ook weer een dubbele rij kamers. Als we naar bed gingen, rinkelde er na een kwartier een bel. De pater bewaker kwam dan controleren of we in bed lagen en dan ging het licht uit. De pater bewaker had daar ook zijn kamer en hield alles in het oog. Als we in de kloostervijver wilden zwemmen moesten we onze soutane, die tot op de grond hing, aanhouden. Dat was erg gevaarlijk om mee te zwemmen, maar het gevaar was kennelijk minder erg dan dat je geslachtsdeel per ongeluk in zicht kwam.”
Standsverschil binnen de kerk
“Binnen de kerk was ook een enorm standsverschil. Op het College bijvoorbeeld, was op de speelplaats een deel voor de hoogste klassen en een deel voor de lagere klassen. De pater bewaker hield daar toezicht. Als een kind uit een jongere klasse over de aangebrachte lijn ging, werd er gefloten en moest het kind daar op zijn knieën zitten. Zo kon iedereen zien wat hij gedaan had en je moest zo blijven zitten tot de bewaker het genoeg vond.”
Congo
“Op mijn 27ste werd ik tot priester gewijd. Je legt drie geloftes af: gehoorzaamheid, zuiverheid en armoede. Als je die afgelegd hebt, behoort alles toe aan de congregatie. De overste kon bijvoorbeeld jouw horloge opeisen als hij die wilde hebben. Ze konden ook je overplaatsing eisen als ze dat wilden, of je het op je huidige plek naar je zin had of niet. Naar de missies gaan was op eigen verzoek en je kon kiezen tussen de diverse bestemmingen. Voor mijn missie ging ik naar Congo en daar waren de regels veel soepeler. Je ging naar een missiepost, niet naar een klooster met slot zoals hier.”
Van Congo naar Leuven en Essen
“De een hield het strenge regime aan als hij op missie was, de ander niet. Mij beviel het meer spontane wel. Ik ben 22 jaar in Congo geweest, waarvan twintig jaar als rechtstreeks medewerker van de bisschop. Na Congo heb ik veertien jaar in de gevangenis van Leuven gewerkt als aalmoezenier. Ik ben toen op mezelf gaan wonen om opvang te kunnen doen voor ex-gedetineerden, omdat die vaak hervielen. In 1990 werd ik aalmoezenier in WZC De Bijster in Essen.”
Celibaat
“Je kiest voor het celibaat, je hebt echter geen hek om je hart en ook ik werd wel eens verliefd. Maar dat was een doodzonde en mocht dus niet. Dat was soms erg moeilijk. Het celibaat eist dat je 24 uur per dag beschikbaar bent voor de mensen. Dus een vrouw en kinderen passen niet in dat beeld. Het was soms erg eenzaam, want je kunt niets met een partner bespreken. In feite sta je overal alleen voor. Die eenzaamheid zag ik bij andere paters en broeders ook, maar daar werd niet over gesproken. Met een partner is er geen barrière om over dingen te praten. Je eenzaamheid wordt door de kerk gecreëerd, maar je accepteert dat om je roeping te volgen.”
Moderner en ruimdenkender
“Persoonlijk vind ik dat de kerk veel meer aan groepjes mensen moet overlaten, om te zeggen hoe je moet leven. Dan zouden bijvoorbeeld priesters mogen trouwen, vrouwen ook priester kunnen worden, dat homoseksualiteit geaccepteerd wordt, … Oftewel: de kerk zou moderner en ruimdenkender moeten worden. Dan zouden er ook meer mensen komen, zonder verplichting.”
Nooit spijt gehad
“Als ik nu terug jong zou zijn en ik zou weten dat ik niet mag trouwen als priester zijnde, dan zou ik geen priester worden. Ik ben het ook niet eens met het opdringen van voor- en afkeuren. Let op, ik ben een heel gelukkig mens en heb veel goede vrienden. Ik heb de kerk altijd trouw gediend en heb ook nooit spijt gehad van mijn keuze, maar er zijn ook heel veel dingen waar ik het niet mee eens ben. Het is jammer dat de kerk zo star is, daardoor blijven de mensen weg. We kunnen alleen zelf proberen om een goede Christen te zijn, zonder dwang.”
NN