Een oude vlam Een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda
Een oude vlam Een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda

Een oude vlam, een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda

Alle jaargetijden hebben hun charmes. Maar de gezelligste is voor heel wat mensen toch wel de winter: feestdagen met gekleurde lichtjes, koud en nat buiten, warm en gezellig binnen en dan lekker een kaarsje aan.

Marja had altijd grote voorraden kaarsen in huis, in alle vormen en maten: ze vond niets mooier dan de warme gloed van de vlammetjes, die haar leken te hypnotiseren.

Het was winter en gezellig gearmd liep ze met een vriendin door het oudste gedeelte van de stad. De zon scheen en het was pittig koud.
“Als ik vanavond thuiskom doe ik lekker de gordijnen dicht, zet ik een grote pot thee en…” begon Marja en haar vriendin vulde aan: Dan steek ik lekker wat kaarsjes aan.”
Ze wandelden langs de etalage van een heel oud winkeltje en Marja wees ‘Nou, dan kun je daar je hart aan ophalen, kijk eens!”
De opstelling in de etalage was een prachtig stilleven met een geplooid, rood gordijn als achtergrond.
Antiek koper, glanzend zilver, een bewerkt houten tafeltje op hoge poten en in de hoek op een bewerkte lage standaard stond een enorme kaars. Marja liep naar het raam en staarde…
“Zoiets heb ik nog nooit gezien, net een kerkkaars, maar aan andere kant toch niet. Kijk maar, hij loopt niet taps toe, hij is niet helemaal glad en die kleur heb ik nog nooit gezien. Hij is niet wit, niet gebroken wit, raar hoor.”
“En, is het niks voor je?”
Ria begon haar vriendin al een beetje naar de deur te duwen.
“Nee joh, dat ding is niet te betalen, het moet wel leuk blijven.”
“We gaan het gewoon vragen, kom op.”
Het openen van de winkeldeur veroorzaakte een leuk, ouderwets geklingel. Voetstappen op de trap bewezen dat het geen druk beklante zaak was.
“Goedemiddag, dames, waar kan ik u mee van dienst zijn?”
Een vriendelijke man van in de veertig liep op hen af.
“Mijn vriendin wil weten wat die kaars in de etalage kost,” nam Ria het woord.
“Die eh, kaars?”
Marja dacht: doe niet zo stom, man. Er staat in de etalage maar één kaars, waarschijnlijk de grootste van de hele wereld.
“Tja, die gebruik ik voor decoratie, hij is eigenlijk niet te koop.”
“Jammer, dag meneer.” Marja begon naar de deur te lopen maar Ria greep haar vriendin bij de arm en zei: “Wacht nou.” en tegen de man: “Mijn vriendin zei dat ze nog nooit zoiets had gezien. Hoe komt u er aan?”
De man keek hen verlegen en een beetje ongemakkelijk aan: “Die kaars zat bij de voorraad toen ik deze zaak zes jaar geleden overnam. En de vorige eigenaar zei dat ik hem niet moest verkopen en zeker niet aansteken.”
“Waarom niet?”
“Hij zei dat… nou ja, kennelijk is er iets mee.”
De vriendinnen werden nu pas echt nieuwsgierig. Ze begonnen aan te dringen en de man kwam er uiteindelijk niet onderuit.
“Luister eens, het is mij ook maar verteld en eigenlijk weet ik niet wat ik er mee aan moet. Het vet van deze kaars zou zijn gemaakt van lichaamsvet van mensen die zijn opgehangen wegens moord. Moordenaars dus. Als je hem aansteekt roep je de verdorven zielen op en de hemel weet wat er dan gebeurt.”
Jet en Ria keken hem een moment verbijsterd aan en begonnen te lachen. “Dan bent u toch wel blij met deze aanwinst? Wie weet hoe het nog van pas kan komen om een stelletje misdadigers uit de andere wereld terug te roepen!” Ze probeerden hun lachen in te houden toen ze het gezicht van de man zagen, wat niet geheel lukte.
De man lachte als een boer met kiespijn: “Zo lollig vind ik het niet. Ik handel al lang in oude en antieke dingen en ik heb wel vaker meegemaakt dat er iets raars met sommige dingen was. Eigenlijk wil ik er wel van af.”
Haar portemonnee uit haar jaszak trekkend vroeg Marja: “Zeg maar wat hij moet kosten. Ik wil hem wel.”
“U krijgt hem voor niets. Maar misschien moet u hem toch maar niet aansteken. Geef uw adres maar, dat ding is niet te tillen. Ik lever hem wel bij u thuis af.”

Giechelend liepen ze naar de auto en reden weg. Ria zette Marja thuis af: “Veel plezier met je kaars, ik kom binnenkort wel kijken.”
’s Avonds stond de winkeleigenaar voor de deur. Marja deed open en de man torste de kaars naar binnen. “Waar zal ik hem neerzetten?” Hij haalde de standaard uit een plastic tasje en zette de kaars erop. Toen zette hij hem op de aangewezen plek en bekeek het effect van een afstandje. “Inderdaad, daar staat hij prachtig. Een klein lampje in de buurt en het hoekje is meteen op de juiste manier verlicht.”
Marja grinnikte: “Lampje? Er staat daar een enorme kaars met een net zo lange lont erin.”
“U bent gewaarschuwd, wee maar liever voorzichtig.”
“Ik ben gewaarschuwd en u bent blij dat u er vanaf bent. Wilt u koffie?”
De man leek schichtig: “Nee, dank u, ik heb het best druk. Misschien hoor ik nog hoe de kaars bevalt.” en rende nog net niet de kamer uit. Nog steeds lachend sloot Marja de deur achter hem.

Marja kon je het beste beschrijven als een lieve vrouw: niet overweldigend knap, maar ze had mooie, grote bruine ogen en een heel lief gezicht en een verlegen lachje.
Ze werkte op een kantoor als administratieve kracht. Eigenlijk hoefde ze niet te werken: haar ouders waren niet onbemiddeld geweest en Marja was enig kind. Na hun dood was ze “welgesteld” te noemen. Marja werkte omdat ze het leuk vond. Vooral vanwege de contacten met collega’s. Haar enigszins verlegen natuur maakte dat ze niet snel contact legde en op het werk gaat zoiets nou eenmaal vanzelf. Haar collega’s hielden zonder uitzondering van haar: ze vonden haar lief, bescheiden met veel gevoel voor humor en altijd bereid iemand te helpen.
Ze bewoonde een huis in de oude binnenstad. Haar achtertuin had links en rechts hoge muren van de huizen naast haar en grensde achteraan aan de rivier. Dit beantwoordde aan haar grote behoefte aan privacy: geen gedwongen contacten met buren wanneer je daar geen zin in had en toch een prachtig uitzicht.

Nadat ze de ketel op het vuur had gezet om thee te zetten, stak Marja kaarsen aan. Bij haar nieuwe aanwinst aarzelde ze toch even. Ik lijk wel gek, dacht ze en hield de lucifer bij de lont. Die siste en spatte, het duurde even, maar toen had ook die een heldere, hoge vlam. Ze nestelde zich op de bank, thee en chocola binnen handbereik en ging lekker in de vlammetjes zitten staren. Haar ogen zochten iedere keer weer de vlam van de nieuwe kaars. Ze zag iets aan die vlam, maar wist niet wat. Uiteindelijk pakte ze haar boek en las tot het bedtijd was.

Een paar dagen later stormde het en de regen gutste neer. Marja was met haar collega’s uit eten geweest en kwam wat later thuis. Het huis voelde kil aan en ze zette meteen de verwarming aan toen ze binnenkwam. Ze liep naar de keuken om thee te zetten en ontstak daarna alle kaarsen in haar living.
Genietend van haar omgeving en het slechte weer buiten, zag ze ineens wat het ‘andere’ was aan de vlam van de enorme kaars: hij was niet geel maar helderwit!
Marja’s mond viel open.

Vertegenwoordigt een onschuldige kaars echt het kwade? Lees het morgen in deel 2 van dit vervolgverhaal van Lieve Wiesda!

Facebook8
Twitter
Follow Me
Tweet