Gisteren begon de lente, door de zachte winter, of liever het wegblijven van de winter, is alles al aan het uitlopen. Het gras moet gemaaid worden, zelfs sommige rozen staan al in bloei. Vogels zoeken en vinden een lief en overal hoor je kikkers kwaken, die ook willen trouwen. De wind is nog wat schraal, maar de zon koestert en streelt en brengt visioenen van op terrasjes zitten, met vrienden barbecueën en gezellig op café gaan. Maar de straten zijn vrijwel uitgestorven, speelpleintjes afgesloten en iedereen sluit zich zoveel mogelijk op in hun huizen. Want net als bij de middeleeuwse pest, sluipt het coronavirus loerend door de straten om gretig de klauwen uit te strekken naar potentiële slachtoffers. We zijn allemaal doorgeefluiken en we zullen er samen aan moeten werken om geen doorgeefluik te zijn en zo het virus te stoppen.
De meesten van ons hebben een gezin, een partner en hebben zo hun aanspraak. Al moet je door de gedwongen opsluiting niet de neiging krijgen om elkaar op het gezicht te timmeren. Maar goed, dat zal doorgaans wel meevallen. Hoop ik. We hangen lakens uit, we applaudisseren om de hulpdiensten een hart onder de riem te steken. Wat mij betreft geldt dat ook voor alle mensen, die door hun werk met andere mensen contact komen. Een oprechte chapeau voor iedereen. Maar mijn hart gaat nu ook uit naar een heel andere groep mensen, mensen zonder partner, zonder gezin. Mensen die naar het café gaan voor een praatje, voor de sociale contacten en die dat nu weken moeten missen. Mensen die lid zijn van een vereniging die nu stil ligt, mensen die niet naar hun werk kunnen, mensen met weinig vrienden, die om welke reden dan ook eenzaam zijn. Die hun partner net hebben verloren, net gescheiden zijn. Niet iedereen heeft mail of zit op sociale media. Er zijn nu veel mensen die alleen de tv hebben of het raam waar ze uit kunnen staren, maar buiten is niet veel te zien. Alleen een stille straat.
Laten we ook eens aan die mensen denken en dat is een grotere groep dan je zou kunnen vermoeden. We mogen niet in de buurt komen, maar ook op anderhalve meter kun je een praatje maken. Je kan iemand bellen, een kaartje in de bus steken, … Er zijn nog steeds tal van mogelijkheden om eenzame mensen niet in die diepe put van totale afzondering te laten afglijden. Kijk om je heen, overleg (op de gewenste afstand) met anderen wat je hier aan kunt doen. Maar laat eenzame mensen in deze tijd niet barsten. Eenzaamheid is vreselijk en een van de verdrietigste situaties die je je kunt voorstellen. Een klein gebaar kan dan een dag al een gouden randje geven, een gouden randje dat zegt: ik sta er niet alleen voor…
NN