Flor Cools (82) werd geboren in Heikant, waar nu de Heikantvenstraat is. Hij was de jongste van elf kinderen, eigenlijk twaalf, maar een van de kinderen stierf al jong. Flor heeft nu nog één broer en één zus.
Bedoeling dat ik priester werd
“Mijn vader was landbouwer en nam na zijn huwelijk de boerderij van zijn ouders over”, vertelt Flor. “De boerderij was op de Donkweg, toen op nummer 18, maar dat is allemaal hernummerd.
Ik ging naar de kleuterschool in de Kerkstraat, daar waar later ’t Schakeltje kwam. In het vierde leerjaar van de lagere school ging ik naar de Broeders van Liefde, in de Stationsstraat naast ‘t Gildenhuys. Daarna naar de Rommeshoef, naar de paters. Als jongste van een groot gezin was het eigenlijk de bedoeling dat ik priester werd. Maar ik ontdekte dat er twee soorten mensen waren, mannen en… meisjes en juist in die meisjes was ik geïnteresseerd. Na twee jaar bij de paters dacht ik: ik ga werken.”
Postbode
“Er waren veel expediteurs aan de grens en bij eentje ben ik gaan werken. Eigenlijk was ik loopjongen tussen het kantoor aan het station en aan de grens en bracht de papieren op de fiets over en weer. Tussendoor begon ik ook wat kantoorwerk te doen en heb daar tot mijn achttiende gewerkt. Toen deed ik een examen voor de posterijen, een ingangsexamen om postbode te worden. Ik was nummer 57 op dat examen, maar eindigde hoog en kon meteen beginnen. Eerst in Gooreind, toen Kapellen, Antwerpen en Essen. Mijn eindplaats in Essen, voor wat betreft de postbezorging, was in Horendonk, daar heb ik 21 jaar gelopen.”
’Er wordt niet gekust!’
“Mijn vrouw Leentje ontmoette ik op mijn twintigste in zaal Verhoeven in Nispen. Ik zag haar en ging haar halen om te dansen. Maar ik was een stijve Driek en zij kon heel goed dansen, omdat ze altijd dansles had gevolgd. Dus dat ging zo goed niet, maar ik kreeg haar toch zo ver dat ik haar thuis mocht brengen. Ze woonde in Wouw en we gingen er op de fiets naar toe. Onderweg wilde ik stoppen, maar ze zei: ‘Nee, er wordt nog niet gekust!’ Tot we bij haar huis waren en we elkaar een bescheiden kusje hebben gegeven. Ik was meteen verliefd, maar zij nog niet.”
Sporthemd
“Het was Roosendaalse kermis en spraken af elkaar daar dinsdag weer te zien. De eerste weken was het kalverliefde en kwamen we niet bij elkaar thuis. Na drie maanden zeiden haar ouders: ‘Laat die Bels maar eens zien.’ Mijn aanstaande schoonouders hadden kennissen in Essen en gingen daar informeren uit wat voor nest ik kwam. Die kennissen hadden gezegd dat we veel geld hadden, maar dat was helemaal niet zo! Maar dat merkten ze wel aan de diverse dingen. Leentjes ouders waren jonger en moderner dan mijn ouders, wat aan de kleding, vooral de mijne, te zien was, want ik droeg ouderwetse kleren. Leentje werkte in een kledingzaak in Bergen Op Zoom en kocht daar een mooi sporthemd voor me. Mijn ouders zeiden: ‘Zo, wat heeft dat gekost?’ ‘Vijftien gulden’, vertelde ik. ‘De trouwhemden van je broers waren nog niet zo duur!’ reageerden ze, dus het viel niet in goede aarde.”
Via Borgerhout naar Essen
“Leentje en ik zijn op 12 oktober 1961 getrouwd. We wilden al eerder trouwen, maar ik was toen nog 21 en Leentjes moeder vond dat te jong, omdat de aankondiging in de krant kwam. Dus moesten we een maand wachten, want dan stond erin dat ik 22 was. Ik werkte toen nog in Antwerpen en zijn daarom in Borgerhout gaan wonen. Mijn vrouw wilde ook niet in een boerengat als Essen wonen. We hebben anderhalf jaar in Borgerhout gewoond en verhuisden terug naar Essen waar we bij mijn ouders zijn gaan wonen.”
Huis in de Hemelrijklaan
“In Essen waren huizen van de maatschappij, maar daar hadden we niet genoeg geld voor. Mijn vader zei: ‘Kom maar hier wonen, dan kun je sparen.’ Mijn vader had elf kinderen en wilde dat ze allemaal een eigen huis zouden hebben, dat was zijn streven. Hij wilde ook dat zijn zonen een staatsbaan hadden, want dat betekende zekerheid. Hij wilde dat zijn kinderen het beter zouden hebben dan hij en zeven jongens hebben ook een staatsbaan gehad. Na een goed jaar konden we een huis kopen in de Hemelrijklaan, waar we 21 jaar gewoond hebben, tot 1992. We mochten twee zoons krijgen. Tot de geboorte van onze jongste, werkte mijn vrouw bij Tomado in Etten-Leur, een bedrijf in huishoudelijke apparatuur.”
Elkaar door het raam zien
“In de Kammenstraat hadden we een klein huisje gekocht en het was de bedoeling dat onze oudste zoon dat af zou breken en er een ander huis ging bouwen. Maar zijn vrouw wilde dat niet en dus hebben we er zelf een huis laten bouwen. Daar hebben we tot twee jaar geleden gewoond. In 2005 heeft mijn vrouw een hersenbloeding gehad. Al die tijd is ze nog thuisgebleven, maar toen kreeg ze iets aan haar longen. Ze werd opgenomen in het ziekenhuis en ging daarna voor twee maanden naar Beukenhof in Heide. Toen was er plek in Sint-Michaël en kon ze daar naar toe verhuizen. Dat was heel zwaar en ik ging elke dag naar haar toe. Maar toen kwam corona en mocht je elkaar alleen door het raam zien. Het was midden in de winter, dan bleef je ook geen uren staan. Later mocht je elkaar op afspraak een uur in de week zien in de grote zaal, met mondmasker natuurlijk. Toen dat niet meer hoefde heb ik mijn vrouw innig omhelsd en ze moest huilen.”
Verhuizing naar Sint-Michaël
“Ik woonde toen alleen en het Wit-Gele Kruis kwam me dagelijks verzorgen. In Sint-Michaël had ik al twee vaccinaties tegen corona gehad en voor de derde moest ik naar Brasschaat. Ik kreeg die op vrijdag en dat ging goed. Dinsdag kwam de verzorging en die wilde me in bad doen, maar ik zei dat ik me niet zo goed voelde. Ze waste me op een stoel en ik raakte bewusteloos. Kennelijk had ik een hartstilstand, de verpleegster begon meteen met hartmassage en belde de ambulance. Ik lag op de grond en was ineens weer klaarwakker en alles was terug normaal. Daarna heb ik drie dagen in het ziekenhuis gelegen. Ik mocht niet terug naar huis en toen kwam de kamer naast mijn vrouw leeg en kon ik die betrekken.”
Zestig jaar getrouwd
“Ondertussen zijn we zestig jaar getrouwd en er werd een groot feest voor ons in Sint-Michaël gegeven. Het is goed hier, ik zeg altijd: ‘Ik woon in een hotel!’ Ik blijf ook nog steeds bezig, mijn eerste boek ‘Mijn verhaal’ verscheen in 2017. 10 juni van dit jaar verscheen mijn boekje ‘Gestolen Nelleke’ over de stamboom van de familie Cools en het verhaal errond. Het grootste deel van de opbrengst van het boekje is bestemd voor Oekraïne en is te koop bij Essen Press in de Nieuwstraat.”
Essen vroeger en nu
“De Heikant was vroeger een gehucht apart, nu is het een volle wijk net zoals Essen veel voller is, maar wel met modernere wegen. Vroeger was er geen t.v. en zaten de mensen in de zomer buiten en babbelden met elkaar. Ze leenden en ruilden spullen, de onderlinge verstandhoudingen waren veel opener en men hielp elkaar. Nu is het: ‘Wat betaal je?’“
NN