Johny Gabriëls (76) is geboren aan de Nolsebaan in Essen. Zijn vader was telefoonarbeider en zijn moeder was tot haar huwelijk dienstmeisje. Ze kregen twaalf kinderen, drie dochters en negen zoons, twee dochters en zes zoons leven nog.
Heikant was vrijwel onbebouwd
“Toen ik klein was, was de Heikant nog vrijwel onbebouwd”, vertelt Johny. “Alles was nog wei en bos met zandpaden, die met sneeuw en regen vrijwel onbegaanbaar waren. De Heikant was toen voor de gemeente kennelijk een vergeten wijk. Karrensporen werden met grind opgevuld en aangestampt. We speelden in het bos, klommen in de bomen en maakten er kampen. Er was praktisch geen verkeer en we konden overal veilig spelen. We woonden aan de Nolsebaan, vandaar verhuisden we naar de Vissenheuvel en daarna naar de Schelpheuvelstraat. Ik ging naar de gemeenteschool in de Kerkstraat, daarna naar de Broeder Van Liefde in de Stationsstraat, daar ging ik één jaar naar toe. Daarna ben ik naar de vakschool gegaan en na drie jaar ben ik bij de telegraaf in Antwerpen gaan werken waar ik telegrambesteller werd.”
Telegrambesteller
“Telegrammen werden te voet bezorgd, maar niet verder dan het centrum van Antwerpen. Daarbuiten werden ze door anderen met de auto gebracht. Vanaf 1965 werd ik chauffeur en bracht ze daarna ook met de auto rond. In 1967 werd ik naar Essen overgeplaatst, waar ik ook telegrambesteller was. Ik heb dat werk altijd graag gedaan. We hadden drie gemeenten om te bestellen: Essen, Kalmthout en Wuustwezel. In het begin waren er veel telegrammen, maar toen er andere media kwamen werd dat veel minder. Daarom kregen we er ander werk bij, namelijk het legen van de muntbakjes in telefooncellen. Dat deden we twee keer per week, uiteindelijk werd dat voltijds.”
Isabella
“Op mijn negentiende leerde ik mijn vrouw Isabella kennen bij café Den Block, waar de groep De Paladijns speelden. Ik zag haar en sprak haar aan. Van het een kwam het ander en in 1970 zijn we getrouwd, ik was 24 en Isabella 21. Voor ons huwelijk werkte Isabella in Roosendaal en Bergen Op Zoom in de confectie. Na ons huwelijk hebben we een jaar in de Stationsstraat gewoond en hebben daarna een huis in de Schelpheuvelstraat gekocht. We woonden daar een paar honderd meter bij mijn ouders vandaan, maar dat was toeval en we hebben daar heel ons huwelijk gewoond. In 1971 mochten we een zoon krijgen.”
Veel kleine winkels
“Ik ging wel biljarten in het duivenlokaal bij Emiel Ossenblok en later bij café De Meeuw. Mijn vrouw ging wel eens mee, maar die gaf er niet zo om. Onze boodschappen deden we op de fiets in Essen, er waren veel kleine winkels. Later kwam er een Unic, een supermarkt, op de plek waar later de Blokker was. Er kwam ook een Unic van dezelfde eigenaar in de Maststraat, maar die heeft er niet lang gezeten. Ik werkte mee bij het registreren van binnenkomende duiven bij Duivenbond Verbroedering en zat in het bestuur van wielerclub Molenheidevrienden. Zelf heb ik nooit gekoerst, althans, één keer, maar dat is me niet meegevallen.”
Steun van mijn ouders
“Mijn vrouw is in 1987 overleden, ze was pas 38 jaar. Ik ging naar mijn werk en bij thuiskomst vond ik haar dood in bed, een hartstilstand volgens de artsen. Voor haar was het een mooie dood, want ze heeft niet af hoeven zien, maar voor mij was het vreselijk. Ik had toen enorm veel steun van mijn ouders, die zo dichtbij woonden. Onze zoon was zestien en kon zich wel behelpen, zodat ik kon gaan werken. Later werkte hij bij het OCMW, eerst in Essen, later in Rijkevorsel waar hij nu nog werkt.”
Verhuizing naar Sint-Michaël
“In het begin heb ik me op het koersen gegooid en ging overal kijken. Ik heb nog wel een paar keer contact gehad met een vrouw, maar nooit doorgezet. Ik heb nooit een andere vrouw gewild. Op een gegeven moment ben ik in mijn garage gevallen en heb daar een uur gelegen. Een buurman zag me vanuit zijn raam liggen en is me komen helpen. Ik dacht: ‘Stel dat ik binnen omver val en weer niet overeind kan komen…’ Ik kon thuis hulp krijgen maar zei: ‘Nee, ik wil naar Sint-Michaël, daar heb ik alles bij de hand.’ Na een maand kon ik terecht. Ik heb totaal geen moeite gehad met de overgang, het was en is op en top.”
Ze stimuleren je
“Ik had het me wel anders voorgesteld, veel strenger. Ik was bijvoorbeeld voorzitter van biljartvereniging ‘De Meeuwen’ bij café De Meeuw en wilde dat opgeven. Maar hier zeiden ze juist: ‘Moet je niet doen!’ En dus doe ik het nog, elke week ga ik een of twee keer biljarten bij De Meeuw. Ik had niet verwacht dat ze dat goed zouden vinden, maar ze stimuleren het juist! Zolang je het nog kunt, moet je het doen, vinden ze.”
Lockdown
“De lockdown vanwege corona, dat opgesloten zitten, dat was vreselijk. Ik hoop dat nooit meer mee te hoeven maken. Ik puzzel graag, kruiswoordpuzzels en doorlopers, daar kon ik me goed mee bezighouden. Maar gelukkig is dat opgesloten zitten afgelopen en kan ik weer overal naar toe.”
Essen vroeger en nu
“De wegen zijn verbeterd, vooral op Heikant. Vroeger was er een weids uitzicht, nu is alles volgebouwd. Er zijn meer grote winkels bijgekomen, dat vind ik echt een vooruitgang. Qua verkeer is het wel erg druk geworden. Vroeger kon je gewoon oversteken, nu moet je echt uitkijken, want ze rijden je van de sokken. Voor wat betreft de cafés gaat het erg achteruit. Vroeger waren er veel, nu nog maar enkele, een slechte ontwikkeling. Al die buurtcafé zijn dicht, die vind je gewoon niet meer.”
NN