Gerard lag op zijn rug op bed met zijn linkerarm over zijn voorhoofd gevouwen. De plafondventilator zoefde zachtjes en een lampje aan de muur gaf gedempt licht. Onder zijn arm door staarde Gerard naar het lichtpunt. Hij lag heel de nacht al wakker, het zweet stond overal op zijn lichaam en hij voelde zich vies. De ventilator scheen geen enkele verkoeling te geven en leek de warme lucht alleen maar te verplaatsen. Maar hij wist dat als hij hem uit zou zetten of ergens anders zou gaan zitten, het dan helemaal niet om uit te houden zou zijn. Hij sloot zijn ogen en dacht aan zijn stamcafé, het moest daar nu ongeveer zeven uur ’s avonds zijn. Als hij zijn ogen dicht deed zag hij Jan tegen de tap geleund staan, luisterend naar de verhalen van de tooghangers. De vaste jongens zouden binnen zijn en aan de ronde tafeltjes langs de muur zouden ook allerlei mensen zitten, diep in gesprek of starend naar één of ander sportprogramma op de televisie. Gerard kreunde zachtjes. Hij zou er een moord voor doen als hij daar een uurtje mocht zitten. Buiten zou het fris zijn en het bier binnen koud. Zwaar hing de hitte op hem, hij voelde zich doodmoe en iedere beweging kostte enorm veel moeite.
Hij dacht aan zijn vrouw en zijn huwelijk. De laatste paar jaar had hij zijn huwelijk uitgezeten als een gevangenisstraf. Er was geen liefde meer geweest, geen respect.
De ene ruzie had de andere uitgelokt en in zijn kinderachtige drift had hij haar zelfs een keer geslagen. Toen zijn baas hem vroeg of hij voor een half jaar of eventueel een heel jaar naar de Filippijnen wilde, had hij die kans gretig aangenomen. En nu zat hij hier, in een kleine havenstad, in die ondraaglijke hitte. Iedere dag dat hij naar zijn werk ging viel de warmte als een dampige, vochtige deken over hem heen. Op kantoor sloeg de kilte van de airconditioning hem in het gezicht. In eerste instantie was dat iedere keer weer heerlijk, maar zijn werk bracht met zich mee dat hij veel over het terrein moest lopen. Het in en uit van warmte naar kou en andersom maakte dat hij zich aan het eind van de dag gesloopt en beroerd voelde. Op straat stonk het altijd naar uitlaatgassen en het getoeter van brommertjes en auto’s had hem de eerste dagen half gek gemaakt. Verkeersregels schenen niet te bestaan, want alles kriskraste door elkaar heen. De huiduitslag die hij thuis al had, maar binnen de perken bleef door crème van de huidspecialist, was zich hier vreselijk gaan uitbreiden. Overal had hij plekken op zijn lichaam die vreselijk jeukten en dat werd door het zweten nog veel erger.
Hij dacht aan Liza, die nu hoogstwaarschijnlijk thuis zou zijn. De versierde kerstboom die flonkerde en de lichtjes zouden sterretjes op de muren en het plafond maken. De open haard zou ze aangestoken hebben om de ergste kilte te verdrijven. Alles wat ze pakte: lakens, kleren, handdoeken, alles zou droog zijn en niet vochtig, zoals hier. O, hoe zou het zijn om nu even thuis te zijn en even naar het café gaan. Thuis was het ondertussen half acht ’s avonds. De lichting van vanmiddag zou al aardig aan het doorzakken zijn. Wat miste hij ze. Hij dacht aan Peter en Henny: een verknocht stel en echte feestnummers. Gerard dacht aan die ene keer, toen Peter wel heel erg doorgezakt was. Hij lag op bed zijn roes uit te slapen en Henny, die een pan kippensoep had staan, had een emmer gepakt en er met grote kracht een scheut soep ingegooid. Dat zag er natuurlijk niet uit. Peter was zich de volgende ochtend rotgeschrokken. Als hij na zoveel te hebben gedronken over ging geven en hij kon het zich niet meer herinneren, dan ging het niet goed. Weken had hij niets durven drinken en nam alleen maar een bruisje in het café. Iedereen kende het verhaal en Peter snapte maar niet waarom er zo gegniffeld werd iedere keer als hij weer een watertje bestelde, tot iemand zich versprak. Fantastisch. Maar Peter had wraak genomen. Henny had een hekel aan griezelfilms, ze kon er absoluut niet tegen maar keek ze toch. Op een keer had Peter een vreselijk enge film opgenomen en had er op gestaan dat Henny hem gezelschap hield terwijl hij keek. Na afloop ruimden ze de glazen op en Peter had tegen zijn vrouw gezegd: ‘Ik ga vast mijn tanden poetsen. Kom je ook?’ Henny had enigszins bibberig de lichten uitgedaan en was de donkere gang ingelopen. Peter stond daar in een hoekje met de kop van een zaklampje in zijn mond. Toen Henny vlakbij was hij het lampje aangedaan. Gegild had ze en had hem geslagen. Nu lachte Gerard hardop, wat genoot hij altijd van die twee. Hij zuchtte.
De laatste tijd had hij veel na kunnen denken. Misschien moest hij toch maar proberen nog iets van zijn huwelijk te maken. Op een echtscheiding zaten ze geen van beiden te wachten, maar op deze manier verder kon ook niet. Zes jaar waren ze nu getrouwd, zes jaar. Godallemachtig, het leken er wel twintig. Gelukkig hadden ze geen kinderen, dat zou het nog erger hebben gemaakt. Zijn vrouw was nog steeds knap, het zou haar geen enkele moeite kosten een ander te vinden. Ondanks zijn overtuiging dat hij eigenlijk niets meer om haar gaf, maakte dat idee hem razend van jaloezie. Dat zei toch wel iets. Misschien moest hij wat minder op café gaan, of haar meenemen. Maar hij kon niet goed tegen de hongerige blikken die ze altijd kreeg. Het was tenslotte een echt mannencafé, bovendien, hij mocht toch wel een pintje gaan kopen als hij daar zin in had? Hij voelde zich alweer verongelijkt, als een kind dat zijn zin niet kreeg.
Soms vroeg hij zich in alle eerlijkheid af wat hij het meeste miste: zijn huis of zijn stamcafé. Hij kreeg enorme trek in een pintje, maar de tocht naar de koelkast was hem al teveel. Starend naar het lampje bleef hij liggen, uitgeblust. Plotseling was het donker. Ook dat nog, een stroomstoring en dat kon vijf minuten duren, maar ook vijf uur of zelfs een hele dag. De plafondventilator hield er nu ook mee op en de hitte plofte nog harder op hem neer. Hij begon nog meer te zweten en de eczeemplekken jeukten meteen nog erger, bovendien had hij het gevoel dat hij geen lucht meer kreeg. Nee, dit kon niet meer. Hij zou contact opnemen met zijn baas en vragen of hij vervroegd naar huis kon, al wist hij het antwoord nu al. Naar huis, naar Liza. Denkend aan zijn vrouw viel hij in slaap en merkte niet dat een mug hem in zijn been stak en verlekkerd zijn bloed opzoog.
Thuis zat Liza voor de open haard en schonk twee glazen wijn in. Eentje gaf ze aan haar minnaar die naast haar zat. Ze toastten, wensten elkaar een gelukkig kerstfeest en hielden elkaars hand vast.
‘Fijn, hè? En hij blijft nog zeker drie maanden weg. Alle tijd om ons plan te trekken en te verhuizen.’
En kusten elkaar.
LW