Iedereen heeft een grens. Bij de één heb je die snel bereikt, bij de ander duurt het heel lang. Maar juist bij diegene waar het heel lang duurt, kijk daar voor uit, want als die hun grens overschrijden…
Het huwelijk van Pam en Ken kon je slecht noemen, maar dat was een vlag die de lading niet geheel dekte. Niet zozeer was het huwelijk slecht: Ken was slecht. Een groter chagrijn en heel slechte echtgenoot. Hij deed niets anders dan zijn vrouw krenken en vernederen, snauwen en grauwen. En als hij zelf nu zo geweldig was, maar nee: een man met een middelmatige baan en absoluut niet aantrekkelijk. Tamelijk lang was hij, mager met een buikje. Kort peper-en zoutkleurig haar, bril, baard, paardenvoortanden en hij liep een beetje voorover gebogen. Een brief kon hij niet zonder fouten opstellen, wel domme moppen vertellen en als Pam dan niet lachte, had ze volgens hem geen gevoel voor humor. Het enige waar hij eigenlijk trots op kon zijn was zijn vrouw. Een elegante verschijning met een behoorlijke dosis intellect, lief karakter, gek op dieren en ze stond altijd voor iedereen klaar. Waarschijnlijk voelde hij zich inferieur naast haar ( wat hij ook was ) en door naar beneden te trappen dacht hij zichzelf omhoog te duwen. Vrienden van Pam ( hij had er geen ) verklaarden haar al jaren voor gek dat ze bij hem bleef. Maar Pam was zo’n trouwe en loyale ziel, dat ze voor zichzelf helemaal zeker wilde weten dat ze alles had gedaan om de relatie te redden.
Na lang aandringen van Ken waren ze op vakantie naar Amerika gegaan. Amerika is spectaculair, een land van uitersten in ieder opzicht. Vrijwel iedereen die er naar toe gaat, is verkocht. Dit gold ook voor Pam en Ken. Vele keren dacht Pam: was ik hier maar alleen, wat zou ik genieten van dit prachtige land! Ken daarentegen kon het niet uitstaan dat Pam zo genoot en legde zich erop toe haar plezier te bederven.
Een groot deel van Amerika bestaat uit woestijn. Op het eerste gezicht lijkt die droog en saai, maar dit is niet waar. Er leeft van alles in zo’n woestijn en als je de moeite en het geduld neemt om goed te kijken, dan zijn er de prachtigste dingen te zien. Pam had ogen tekort. Hagedissen, bloeiende cactussen, zoutkristallen, het ene was nog mooier en fascinerender dan het ander. Ken besloot dat ze naar Death Valley zouden gaan, of Pam dat ook wilde liet hem koud.
Death Valley ligt in Californië, het is een enorme woestijn waarvan het laagste punt, Badwater, 83 meter onder de zeespiegel ligt. Het is één van de heetste plekken ter wereld, begin april kan het er al makkelijk 40 graden zijn. Er zijn niet veel plekken waar je kunt overnachten in dit onherbergzame gebied. Eigenlijk zijn er maar twee waar je met je camper kunt staan of een hotel kunt nemen.
Het hotel dat ze namen was voorzien van bar en restaurant, waar ze ’s avonds gingen eten en daarna wat drinken aan de toog. Pam raakte al snel in gesprek met de diverse gasten en mensen vonden het leuk met haar te praten. “Jullie komen uit Europa? Wat vinden jullie tot zover van Amerika? En waar gaan jullie hierna naar toe?” Terwijl Ken zich zat te verbijten omdat niemand het woord tot hem richtte, babbelde Pam verder.
“Jullie zijn niet met een vierwielaandrijving? Blijf dan gewoon op de weg en ga niet op de ongeasfalteerde wegen. Als er iets gebeurt heb je grote moeilijkheden, want daar komen amper auto’s. Het is te warm voor de tijd van het jaar, zorg dat je water bij je hebt. Langs de gewone weg staan overal tanks met radiatorwater. De woestijn is prachtig maar moordend.”
“Hoor je dat Ken? Jij wilde toch juist zo’n een niet geasfalteerde route nemen? Dat moeten we dan maar niet doen.” Pam had in het Nederlands gesproken, maar Ken maakte er een punt van om haar in het Engels te antwoorden. “Hou toch op met je gezanik, je moet niet laten merken dat je zo dom bent,” en tegen de mensen om haar heen: “Echt, ze is zo’n sukkelaar, geen enkel gevoel voor avontuur. Waarom ik haar mee heb genomen is me een raadsel!” Er viel een pijnlijke stilte. Men vond Pam aardig, maar Ken met zijn zure gezicht verziekte eigenlijk de sfeer. In die stilte ging de deur van de bar open en er kwam een vrouw binnen. Een goedkoop opgedirkt type, zo’n dertig kilo te zwaar. Met schelle stem bestelde ze bier en liet haar gewicht op een barkruk zakken. Even later kabbelde het gesprek weer verder, af en toe snauwde Ken er nog wat tussendoor maar daar besteedde niemand nog aandacht aan.
Een uurtje later was de sfeer ronduit gezellig: iedereen borrelde plezierig verder, de gesprekken waren geanimeerd en Ken bemoeide zich alleen nog maar met het ordinaire type. Op een gegeven moment waren die twee aan het fluisteren en richtte Ken het woord tot zijn vrouw: “Zeg, ik breng Lisa even naar haar camper. Anders moet ze helemaal in het donker er naar toe.”
Eén van de mannen haalde zijn neus op en zei: “Laat me niet lachen! Even de weg oversteken en je bent er. We zitten midden in de woestijn, er lopen hier niet bepaald criminelen rond en verkeer is er op dit tijdstip ook niet.” Ken reageerde hier niet op en ging verder: “Dus je weet het. Misschien drink ik nog wat bij haar, wacht maar niet op me.”
Met de armen om elkaar heen liepen ze weg. Pam was wit geworden. Het was overduidelijk wat ze gingen doen. Ze voelde zich zo ontzettend vernederd; zo ver was hij nog niet eerder gegaan. Ze zou zich wel onzichtbaar willen maken voor alle medelijdende blikken. “Luister eens’, sprak een vrouw,’Ik wil me natuurlijk nergens mee bemoeien, maar waarom geef je die vent geen schop? Iemand als jij kan er genoeg krijgen, wat moet je met zo’n rotvent?” Er kwamen meer reacties en niet één was er vleiend voor haar echtgenoot. De gezellige sfeer was in ieder geval weg, ook daar had Ken zijn zin in gekregen. Pam stond op, verliet het café en ging terug naar haar hotelkamer. In de verte aan de overkant zag ze alle campers staan, daar was haar man ook. Degene met wie ze was getrouwd en die haar trouw had beloofd. Even viel ze in slaap en droomde dat ze een restaurant binnenliep. In de hal stond een balie waar de mensen werden ontvangen. Aan de muur hing een felgekleurde deken zoals de Indianen die veel maken. Ze werd naar haar tafel begeleid en ze zag dat er maar voor één persoon was gedekt. Bevreemd keek ze het restaurant rond: geen spoor van Ken. Een wild gevoel van blijdschap greep haar… en toen werd ze wakker. De rest van de nacht lag ze wakker, wachtend op zijn terugkomst. Niet dat ze hem miste, maar hij had geen sleutel en was in staat iedereen wakker te maken als ze niet snel genoeg open deed.
Ook Pam heeft haar grens, is die nu bereikt? En wat is het gevolg hiervan? Lees het morgen in deel twee van Grens van Lieve Wiesda