Meter na meter sleepte de file zich voort tot de auto’s stil stonden. Sleepwagens waren stapvoets voorbijgereden, het zou dus wel eens een poosje kunnen duren. Patrick ging een beetje onderuit zitten, krabde in zijn haar en geeuwde luidruchtig. Om zich heen zag hij gestreste, druk aan hun gsm pratende mensen. De sneeuw viel gestaag verder en was ongetwijfeld de reden van de aanrijding verderop.
‘Maak je niet druk’, dacht Patrick. ‘Het zal er niet sneller door gaan.’ De verwarming deed zijn best en het werd warm in de auto. Hij voelde zich slaperig worden. Op het moment dat hij zijn ogen een beetje voelde dichtzakken, ging zijn mobiele telefoon.
“Met Patrick.”
‘”Eh, sorry, met wie spreek ik?” sprak een aarzelende vrouwenstem.
“Met Patrick, wie moet u hebben?”
“Sorry, ik denk dat ik iets verkeerd heb gedaan.”
“Geeft niet, mevrouw.”
Patrick dacht nog even aan het gesprekje en de lieve stem die de vrouw had. Een welkome onderbreking in deze langzaamrijdende auto’s. Weer ging zijn telefoon over. “Met Patrick.”
“O, nu heb ik u weer. Ik doe geloof ik erg dom.”
“Geeft niet mevrouw, ik sta hier in de file. Ik vind het wel gezellig.”
Een zacht, verlegen lachje aan de andere kant maakte hem aan het glimlachen. “Wat aardig van u om dat te zeggen, ik stoor dus echt niet?”
“Absoluut niet, mevrouw.”
“Ik heet Anneke”
“Goed, Anneke dan, ik heet Patrick. Ik houd je toch niet op?”
“O nee, ik heb alle tijd van de wereld.”
Patrick merkte dat de lieve stem hem aantrok en dat hij wilde blijven praten en luisteren. Om het gesprek te rekken praatte hij over koetjes en kalfjes. Een poos later begon de file zich langzaam op te lossen en aangezien het erg druk was en de sneeuwlaag steeds dikker werd, moest hij geheel tegen zijn zin een einde maken aan het gesprek.
“Anneke, als je me je nummer geeft, bel ik je een keer terug. Ik moet helaas ophangen.”
“Ja, dat is een beetje moeilijk, vind je het goed als ik jou bel?”
“Natuurlijk, graag zelfs.”
Patrick kwam weer terug op kantoor, maar de hele dag bleef het gesprek in zijn hoofd rondspoken. Als ze er net zo uitzag als ze klonk, moest het een schatje zijn. Zo eentje met ronde wangen, lieve verlegen ogen en een aanbiddelijk zoenmondje… Patrick werd helemaal verliefd op het beeld dat hij zelf schetste. Natuurlijk wist hij dat het ongetwijfeld niet zou kloppen, maar dromen was ook leuk. Zuchtend sloot hij eind van de middag zijn bureaulades, zette zijn computer uit en ging naar huis. Wat zou het heerlijk zijn als iemand hem thuis zou begroeten. Iemand die blij was dat hij thuiskwam en met een lieve lach naar hem toe zou komen, twee zachte armen om zijn hals zou leggen en hem een kus zou geven. Iemand waarmee hij samen een mooie Kerstboom kon versieren en cadeautjes voor kocht.
In zijn stille flat drukte zijn eenzaamheid zwaar op hem neer. Hij verlangde heel erg naar een vrouw, een maatje, iemand om van te houden, om samen dingen mee te doen. Maar op de één of ander manier lukte het niet.
Hij was al zo lang alleen. Hij had zich er wel bij neergelegd, maar het niet geaccepteerd. Wat kon hij andere stellen benijden. Natuurlijk is het niet overal rozengeur en maneschijn, maar dit was nog minder leuk. Wanneer zou ze weer bellen? En waarom zou hij haar niet mogen bellen?
Vier dagen later, Patrick had de hoop al opgegeven, ging zijn gsm, natuurlijk net op het moment dat hij de uit douche kwam. Hij nam de telefoon op en verwachtte dat zijn baas te horen.
“Met Patrick.”
“Met Anneke. Ik stoor toch niet?
Patrick voelde zijn hart tekeer gaan en ging op de bank zitten.
”Nee, natuurlijk niet. Wat leuk je weer te horen. Ik dacht: die belt niet meer.”
“Dat had ik toch beloofd? Ik heb alleen niet altijd de gelegenheid, maar ik heb er wel heel de tijd aan gedacht. Je was zo aardig.”
“Geloof het of niet, ik ben ook erg aardig.”
Geruime tijd kletsten ze, Patrick wilde niet ophangen en greep ieder onderwerp aan dat in hem opkwam. Op een gegeven moment werd Anneke erg afwezig, alsof iemand anders tegen haar praatte. “Ik moet ophangen, ik bel je nog.”
Voordat Patrick kon reageren had ze de verbinding verbroken. Hij kon ook op het display haar nummer niet zien, de nummermelding had ze dus uitgeschakeld. De dagen die op dit gesprek volgden, maakte Patrick niet echt bewust mee. Hij kon alleen maar aan Anneke denken en aan haar lieve stem. Ze had niet erg veel over zichzelf verteld en had vooral naar hem geluisterd, dus erg veel wist hij niet van haar. Iedere keer als zijn telefoon ging werd hij vuurrood, dan wist hij niet hoe snel hij op moest nemen. Maar teleurstellingen volgden elkaar op, nooit was zij het.
Een week later was het weer raak. Toen hij opnam begroette zij hem weer met dat zachte, lieve lachje.”Anneke! Wat laat je me toch lang wachten. Kan ik jou niet bereiken? Ik wil je best wel vaker spreken.”
“Nee jongen, dat is niet mogelijk. Maar ik zal proberen je vaker te bellen.”
De avond vloog om. Hij dronk iedere intonatie van haar stem in en verliefde zich in haar geluid. ’s Nachts lag hij wakker. Hij was verliefd! Op een stem. De stem van een heel lieve vrouw. Steeds vaker belde Anneke op en Patrick begon aan te dringen op een ontmoeting. In eerste instantie hield Anneke de boot af, alhoewel ze later wat toegeeflijker werd. Helaas was het hem nog niet gelukt tot een definitieve afspraak te gekomen. Anneke kende zijn hele levensloop, maar omgekeerd wist hij nog steeds niet veel van haar. Zelfs bij de meest gerichte vragen wist zij er zo’n draai aan te geven, dat hij weer over zichzelf zat te vertellen.
Hij lachte in zichzelf: de schat was natuurlijk veel te bescheiden om over zichzelf uit te weiden. Eigenlijk deed het er ook niet toe hoe ze er uitzag. Ze was zo lief…
Eindelijk was het hem gelukt, hij zou haar ontmoeten in een stadje daar niet ver vandaan.
Ze had een bepaald kruispunt voorgesteld, want ze wilde niet naar een gelegenheid komen.
Patrick stond te wachten, maar ze kwam niet. Om twee uur hadden ze afgesproken. Het was nu half drie en ze was er nog steeds niet. Zijn telefoon ging en hij nam op.
“Met Patrick.”
“Met Anneke. Sorry, dat ik er niet ben. Ik kan daar niet naartoe komen. Het spijt me. Ik bel nog wel.” En meteen verbrak ze de verbinding. Peinzend liep Patrick terug naar zijn auto, hij snapte er niets van.
Een week later belde Anneke. Ze putte zich uit in excuses, maar Patrick, die allang blij was dat ze weer belde, onderbrak haar: “Laat nou maar, volgende keer beter. Zullen we weer een afspraak proberen te plannen, of wacht je liever nog even?”
Een aarzeling was duidelijk te horen, toen ze antwoordde: “Goed. Nu vastzetten?”
Ze spraken af in hetzelfde stadje op eerste kerstdag op een andere plek. Patrick sprak: “Je moet wel komen, want ik neem een grote bos bloemen voor je mee.”
Aandoenlijk was de blijdschap in haar stem. Wilde hij dat echt doen? Ze was gek op bloemen.
Het was eerste kerstdag. Gewapend met een grote bos rozen stond hij te wachten. Voor hem een bevroren vijver, achter hem een blinde muur. Weer was de afgesproken tijd twee uur en stipt op tijd stond hij er, hij voelde vlinders in zijn buik. Ongeduldig keek hij de straat af, niets te zien. Hij had ook niet gevraagd wat voor kleding ze zou dragen, hij wilde zich laten verrassen. Zijn telefoon rinkelde, snel nam hij op. Haar warme lachje was zoet als honing.
“Wat lief dat je er bent. Zijn die bloemen echt voor mij?” Patrick keek om zich heen: “Waar ben je dan? Ik zie niemand.”
“Draai je naar rechts, zie je die poort? Daar moet je door.”
Hij liep naar de poort toe, ging erdoor… en stond op een begraafplaats. De zerken waren bedolven onder een dikke laag sneeuw, zodat de namen niet te lezen waren. “Ga naar links, dan het tweede pad rechts.” Patrick volgde haar aanwijzingen en liep de halve dodenakker over. Hij hoorde de trilling in haar stem, die erg verdrietig klonk: “Je bent er.”
Er was niets anders te zien dan zerken en grafmonumenten. Tot zijn oog viel op een klein, besneeuwd graf voor hem. Hij veegde met zijn hand de laag sneeuw weg en zag de naam ‘Anneke’ tevoorschijn komen. Hij werd kwaad: “Is dit een macabere grap, of zo? IK vind het niet leuk!”
Zacht klonk haar stem: “Het is geen grap. Je weet dat kruispunt waar we laatst hadden afgesproken? Daar ben ik verongelukt. Ik had geen familie of vrienden, heb ik ook nooit gehad. Ik ben opgegroeid in een weeshuis, ik woonde nog niet zolang op mezelf. Ik ben begraven met een simpele ceremonie. Alleen de mensen van de begrafenisonderneming waren erbij. Nooit heb ik bloemen gekregen, zelfs niet op mijn begrafenis en nu sta jij bij me met bloemen.” Haar stem brak in een snik.
“Tijdens mijn leven was ik net zo eenzaam als jij, ik heb nu gezelschap gevonden. Ik heb bloemen gekregen. Mijn geluk kwam na mijn dood. Laat me bij je blijven. Me geloven dat er iemand van me houdt.”
Het duizelde Patrick. Hoe onwezenlijk ook, hij twijfelde hier niet aan. Het was alsof hij niet meer normaal kon denken. Maar één ding zag hij heel helder: voor het eerst was hij gelukkig geweest. Hij wilde haar niet kwijt. Hij kon of wilde niet meer zonder haar lieve stem.
“Je krijgt deze bloemen en ik zal ze vaak bij je brengen. Je zult niet meer alleen zijn.”
Hij verbrak de verbinding, legde de bloemen op het graf en legde zijn hand even op de grijze steen. Zo stond hij een poosje met gesloten ogen. Toen voelde hij twee lieve lippen die de zijne raakten en twee zachte armen werden om zijn hals gelegd. Hij liep de begraafplaats af, zijn hand werd gepakt. Een opmerkzame bezoeker had kunnen zien dat er in de sneeuw voetsporen waren van twee mensen die naast elkaar liepen, terwijl hij alleen een jonge man zag lopen. Patricks hart werd bij elke stap lichter, vaster hield hij de kleine hand in de zijne. Nooit meer alleen…