Wat ben ik blij dat ik bij jou op de kamer mag werken, zo kan ik stiekem heel de dag naar je kijken. Naar je zwarte lange haar, je lieve poppengezichtje en je mooie figuurtje. Jij zei dat je het ook heel leuk vond dat ik bij jullie in de groep was gekomen.
Ik weet weinig van vrouwen, dat heb ik vroeger ook niet geleerd. Ik herinner me mijn ouders niet. Ik weet nog wel dat ik vroeger in een tehuis woonde en dat ik veel last had van zware hoofdpijnen. Gelukkig is dat tegenwoordig veel minder. Soms vraag jij wel eens hoe het vroeger bij mij thuis was en dan zeg ik maar dat er altijd veel mensen waren. Daar jok ik niet mee. Maar ik denk dat de mensen het raar vinden als je niet gewoon bij een vader en moeder bent opgegroeid. Ik ben bang voor vragen, ik kan me namelijk niet zo veel meer herinneren. Wat ik nog wel weet, is dat er zo’n etterig jongetje in dat tehuis rondliep, dat mij altijd pestte. Op een keer had hij mijn stoel onder me weggetrokken toen ik wilde gaan zitten. Ik viel en hij ging hard uit staan lachen. Toen heb ik ook zo’n hoofdpijnaanval gekregen. Na een poos trok de pijn weg en kwam ik een beetje bij. Ik zat in een kamertje, met een soort matrassen langs de muur leek het. Onder mijn nagels had ik allemaal bloed en stukjes vel. Maar ik kon bij mezelf geen wondjes ontdekken, dus dat heb ik nooit begrepen. Dat jongetje heb ik daarna nooit meer gezien. Niemand heeft me ooit verteld waar hij naartoe is gegaan.
Op een dag, ik moet toen achttien zijn geweest, misschien wel twintig, liep ik in de grote tuin die bij dat huis hoorde. Ik wandelde met twee mensen van het tehuis, ik mocht namelijk nooit alleen de tuin in. Ze liepen te fluisteren en ineens zag ik ze niet meer. ze stonden achter een bosje en daar kwamen rare geluiden achter vandaan. Ik ben toen alleen verder gewandeld. De poort stond open en daar ben ik toen doorheen gelopen.
Na een hele poos gelopen te hebben langs een drukke weg, stak ik mijn duim op. Net zoals ik ze op de t.v. heb zien doen. Een auto stopte, ik stapte in en we reden verder, zonder dat gezegd werd waar we naar toe gingen, het werd me ook niet gevraagd waar ik heen moest. Een heel eind verder zei ik dat ik eruit wilde. De auto stopte en ik stapte uit. Het was precies bij de duinen en de zee. Ik beklom een duin en heb een eind gelopen, de zon scheen en het waaide een beetje. Er lag een man te zonnen, hij zag me en riep me. Ik ging bij hem zitten en hij stelde me allerlei vragen. Ik weet niet meer wat hij vroeg of wat ik heb geantwoord. De man nam me mee naar huis en zei dat ik wel bij hem kon blijven. Hij kocht kleren voor me en eten. Maar ’s nachts moest ik allemaal dingen doen die ik niet leuk vond, maar omdat hij zo aardig deed liet ik het maar gebeuren. Hij zorgde ook voor een baantje. Bij de postkamer van dit bedrijf. En hier leerde ik jou kennen en ik werd verliefd op je.
De man wilde ’s nachts weer dingen doen, maar ik duwde hem weg. Ik zei dat ik dat soort dingen met een vrouw wilde doen. Hij begon te lachen en zei dat geen vrouw me zou willen. Hij gilde van de lach, ik zag zijn huig trillen. En sinds lange tijd kreeg ik weer zo’n hoofdpijnaanval. De volgende ochtend werd ik wakker en was hij weg. Gek, hij is nooit meer teruggekomen. Niemand vraagt ook ooit naar hem. Hij had veel geld en alle rekeningen worden automatisch afgeschreven. Als de telefoon gaat neem ik niet op. Dan weet ik zeker dat hij het is en me weer vreselijk uit gaat lachen.
Ik ben wel een paar keer uitgegaan. Dat noemen ze dan “stappen”. In zo’n lawaaierige kroeg zag ik toen een heel lief meisje. Ook donker, net als jij, maar niet zo mooi.
Ik vroeg of ze met me uit wilde gaan. Mee naar een andere bar, waar het rustiger zou zijn. Ze gaf geen antwoord maar ging naar haar vriendinnen en vertelde wat ik had gevraagd. Toen begonnen ze allemaal te lachen, elkaar aan te stoten en te wijzen. Weer kreeg ik zo’n enorme hoofdpijn. Ik weet nog wel dat ik ben weggegaan, maar hoe ik ben thuisgekomen weet ik niet meer. Twee dagen later stond er een groot artikel in de krant met een foto van datzelfde meisje. Ze was vermoord en hebben haar onder een bruggetje gevonden, vlakbij die lawaaierige kroeg. Net goed. Had ze maar met mij mee moeten gaan.
Zal hij haar liefde weten te winnen of loopt het anders af? Lees het morgen in deel twee van Ik hou van je.