Karel Van Oevelen werd in 1929 geboren en stond mee aan de wieg van de zo bekende drankenhandel Van Oevelen. De ouders van Karel, Maria Ribbens en Frans Van Oevelen, woonden in Heikantstraat 107 en kregen drie kinderen: twee zoons en een dochter.
Van diamantslijper naar bierverkoper
“Mijn vader was in het begin van zijn huwelijk diamantslijper”, herinnert Karel zich. “Dat was in de Heikantstraat aan de kant van de watertoren, maar die watertoren was er toen nog niet, die is later gekomen. Hij werd daarna zelfstandige en kocht bier bij een brouwerijtje in Kalmthout om te verkopen. Dat werd bij de Kiekenhoeve geleverd, want de wegen waren hier zo erbarmelijk, dat het niet bij ons gebracht kon worden. De straten waren slechte karsporen, waar je met paard en wagen niet door kon komen. Wij gebruikten daarom een lichte kar met paard en leverden in Heikant, Hoek en Essen-Dorp. We verkochten tafelbier en limonade met knipstop en soms een bak Export. Pils zoals wij dat nu kennen, was er toen nog niet.”
De schuilkelder in
“Als kind ging ik naar school in Essen Statie. Tijdens de oorlog ging de school gewoon door en als er vliegtuigen overkwamen, moesten we de schuilkelder in. Thuis verborgen we ons dan in de schuilkelder van de buren. Na een bombardement lagen er een keer zeven dode soldaten op straat, wat een schokkend gezicht was. We hadden tijdens de oorlog altijd genoeg te eten, want mijn vader smokkelde van alles en nog wat: tarwe, graan, boter… Toen ik nog zo jong was, heb ik dertien jaar accordeon in het orkest ‘Doe wel en zie niet om’ in Wildert gespeeld. We waren met z’n vieren en hebben veel opgetreden op feesten en gelegenheden. Maar toen ik trouwde ben ik daarmee gestopt.”
Legerdienst
“We speelden met z’n allen gewoon op straat, dat kon toen nog. Er waren amper auto’s, alleen welgestelde mensen hadden die. Op mijn negentiende ging ik het leger in, in Turnhout, de eindmaanden bracht ik door in Polygoon, Brasschaat. Zaterdag mochten we naar huis, als je niet van wacht was, en zondag moest je voor middernacht weer binnen zijn. Naar Turnhout ging ik met de trein, naar Brasschaat op de fiets. Met z’n zessen vertrokken we op de fiets uit Essen naar Achterbroek, daar kwamen er nog zo’n vijf of zes bij. Dan dronken we in Achterbroek een pintje en gingen op weg. Ik was van Klas 49, in 1949 dus. Na het leger ging ik weer bij mijn vader in de zaak.”
Ik wist meteen: dat moet ze worden!
Een prachtvrouw en geweldige moeder
Essen vroeger en nu
“Essen is heel anders geworden. Beter? Slechter? Ik weet het niet, de tijden zijn gewoon veranderd. Vroeger mocht je niet veel, de mensen zijn opener geworden, wat positief is, en er mag ook veel meer. Het verkeer is ingewikkelder geworden en mensen geven elkaar eerder de schuld van dingen. In het café kwam ik nooit, omdat ik in een orkest speelde en later, toen ik getrouwd was, ook niet. Alleen beroepsmatig. Naar het Essen van vroeger zou ik niet terug willen, het is goed zoals het nu is.”
NN