Kinderspel Deel twee van ons vervolgverhaal

Kinderspel Deel twee van ons vervolgverhaal

Met het poppenhuis van Bea werd iedere nacht gespeeld, maar door wie?

In het dorp was een snoepwinkeltje en met de eigenaresse stond Bea vaak te kletsen. Het was een lief oud vrouwtje, dat gek was op kinderen. Ze had er zelf negen en nog veel meer kleinkinderen. Aan haar had Bea dan ook een trouwe klant. Toen ze weer een keer uitgebreid stonden te babbelen, bracht Bea het onderwerp op haar huis. Tante Bep, zoals iedereen haar noemde, viel even stil. “Toe nou, vertel het me. Het is mijn huis, iedereen weet het, behalve ik.” “Kind, het is al zo lang geleden, misschien moeten we het verleden maar laten rusten.” Het kwam niet in Bea op om tante Bep over de steeds verplaatste meubeltjes in haar poppenhuis te vertellen. Dat zou zo bekend zijn en daar had ze echt geen trek in. “Laten we het zo zeggen, er is daar wel eens iets voorgevallen en daar is een kind bij omgekomen. Meer moet je me niet vragen.” Peinzend liep Bea terug naar huis. Dat was het dus: er was een kind doodgegaan en nu zou dat kind, althans de geest ervan, met haar poppenhuis spelen. Thuisgekomen stond ze lang naar het poppenhuis te kijken. ’s Avonds zette ze in die kamer nog wat speelgoed uit haar eigen jeugd neer.

Het eerste wat Bea ’s morgens deed was naar de speelkamer gaan om te kijken. Het speelgoed was verplaatst en sommige poppenmeubeltjes stonden in de vensterbank. Dan klopte wat de dorpsbewoners beweerden: het spookte in haar huis. Maar dit was de geest van een kind, dat gewoon verder ging met spelen, net als toen het nog leefde. Vanaf dat moment richtte Bea het vertrek in als kinderkamer. In de stad kocht ze extra speelgoed en een vrolijk vloerkleed. Een poppenwieg met babypoppen en omdat ze niet wist of het om een jongetje of een meisje ging, ook een vrachtwagentje. Alles werd degelijk ingepakt, zodat niet te zien was wat ze had gekocht. Het kamertje zag er uiteindelijk uit als de droom van ieder kind. En iedere ochtend kon ze zien dat er gespeeld was, overdag werd schijnbaar niets verzet. Alhoewel Bea altijd alleen was geweest, geheel naar eigen keus, vond ze het toch wel een fijn gevoel om voor iemand te ‘zorgen’. Overdag zat ze heel vaak in de kinderkamer, ’s nachts eigenlijk nooit. Ze was bang, dat als ze dat deed, ‘het’ weg zou blijven.Wat Bea alleen erg stoorde, was dat ze er niet achter kon komen wat er nu eigenlijk was gebeurd.

Na een poosje veranderde de situatie nogal: waar eerst met de spulletjes werd gespeeld, werd er nu mee gesmeten. Van de meubeltjes uit het poppenhuis werden de pootjes afgebroken. Armen waren uit poppen gerukt. Dit gebeurde niet in één nacht, maar het vernielen nam wel gestaag toe. Bea snapte het niet, had ze iets verkeerd gedaan? Maar toen de dag kwam dat beneden al haar planten geknakt waren, was de maat vol. Ze wist niet wat er aan de hand was en of dit te maken had met het verleden of met haarzelf… In ieder geval stond vast dat er iets moest gebeuren.

Bea besloot naar de dominee te stappen, een oude in het ambt vergrijsde man. Ze liep naar zijn huis, waar de dominee in de tuin de rozen stond te snoeien. “Goedemorgen, dominee, ik zou u graag ergens over spreken.” “Komt u verder. U woont in het witte huis, toch? Ik heb u nog niet in mijn kerk mogen begroeten.” “Het spijt me, dominee, ik ben niet zo’n kerkganger, maar heb nu toch wel uw hulp nodig.” Samen liepen ze naar binnen en gingen in de keuken zitten, waar de dominee een keteltje water voor thee opzette.
“Zoals u al zei, ik woon in dat witte huis. De bevolking mijdt dat huis, het zou er spoken. Ik moest daar vreselijk om lachen, maar ik weet nu dat het waar is.” De dominee luisterde met aandacht en vroeg: “Hier maak ik uit op dat er dus merkwaardige dingen bij u thuis zijn gebeurd. Wilt u me het hele verhaal van begin tot eind vertellen?” Bea vertelde alles en liet niets weg. Ook niet wat ze van tante Bep had gehoord. Toen ze uitverteld was zweeg de dominee lange tijd. Toen sprak hij: “Weet u, wat er is gebeurd, was zelfs voor mijn tijd. Maar ik vind dat u er recht op hebt het te weten. In dat huis woonde vroeger een gezin, vader, moeder, dochtertje en zoontje. Het zoontje was toen nog geen jaar. Het is altijd duister gebleven of het dochtertje geestesziek was of werd. Het meisje was tien jaar toen ze andere kinderen begon te tiranniseren en dieren te pesten. Later begon ze andere kinderen ook op wrede manier te pijnigen. Eerst deed ze dat ook met dieren, maar toen een hond haar in afweer beet liet ze dat voortaan achterwege. Om een lang verhaal kort te maken, er werd overwogen haar naar een inrichting te sturen. Op een ochtend kwam ze het huis uit met een bebloed mes. Binnen vonden ze haar ouders en broertje doodgestoken in bed. Het hele erge was dat dit meisje al zoveel haat had opgewekt, dat ze is doodgeslagen door de dorpsbewoners. Iedereen die in de buurt kwam begon te slaan en te trappen. Het kind was onherkenbaar verminkt. Dit dorp, dat nu al zo afgelegen ligt, was toen helemaal onbereikbaar, het werd dan ook allemaal intern geregeld. De arts legde een niet-belastende verklaring af en het kind werd begraven. Niet in het familiegraf, ze vonden dat een kind dat haar ouders vermoord had niet bij hen begraven mocht worden en vooral niet in gewijde grond. Dit kind vonden ze een verpersoonlijking van de duivel. Maar u ziet, het is een publiek geheim waar toch over gezwegen wordt.” Bea zweeg, ze voelde zich een beetje verpletterd. Dit was wel het laatste wat ze had verwacht. “Wat denkt u van de voorvallen in mijn huis?” “Ik kan ze niet verklaren, ik vind het wel bedreigend.”

Langzaam wandelde Bea naar huis, ze was nog steeds onder de indruk van het verhaal. Vooral het doodgeschopte kind, schokkend was het! Als ze geestesziek was kon ze er niets aan doen. Maar had ze het wel gedaan, dat moorden? Ze had natuurlijk de wrede schijn tegen zich, maar voor hetzelfde geld was er sprake geweest van een insluiper. Thuisgekomen liep ze meteen door naar de kinderkamer. Ze opende de deur, bekeek nog een keer de ravage en begon met opruimen. Ondertussen werkten haar hersens door. Bea nam een besluit: ze zou vannacht hier blijven zitten en afwachten wat er ging gebeuren. Ze sleepte een stoel naar boven en haalde een deken uit de slaapkamer. Na het eten zou ze in de kinderkamer gaan zitten. Nog een klein schemerlampje erbij en alles wat ze nodig had stond er. Ze at een lichte maaltijd en ging naar boven.

De volgende dag besloot de dominee bij Bea langs te gaan, het verhaal zat hem niet lekker en had hem uit zijn slaap gehouden. Zoals bij iedereen in het dorp was de achterdeur niet op slot. Beneden was niemand. Hij liep naar de trap. Die lag vol met kapot speelgoed, gescheurde kleding en andere vernielde spullen. Met zwaar hart ging hij de kinderkamer binnen. Daar vond hij Bea. Ze was gewurgd met een reep deken, haar ogen waren uitgestoken.

De volgende dag was het huis afgebrand. De politie stelde een niet en niemand belastende verklaring op…

Binnenkort weer een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda

Facebook6
Twitter
Follow Me
Tweet