Late erfenis
Late erfenis

Late erfenis

Hoe ze thuis was gekomen zou ze zich niet meer kunnen herinneren, alleen het afgrijselijke gevoel zou haar de rest van haar leven bijblijven. Na een paar dagen, toen al dat vreselijk een beetje was gezonken, besloot ze haar licht op te steken bij de diverse familieleden. Veel familie had ze niet, maar de berichten waren schokkend. Iedereen wist het, maar ze hadden ook moeten zweren nooit iets aan Jane te laten merken. Haar moeder had dat zelf willen doen als ze oud genoeg was, zodat het geen stempel op haar jeugd zou drukken. Het verklaarde ook de enorme woede aanval, die ene nacht toen ze zo laat was thuisgekomen. Jane huilde. Wat een angst moest ze uitgestaan hebben! En daar kwam dan nog bij dat ze verwekt was door zo’n schoft. Haar moeder was niet de enige die hij gepakt had, maar wel de enige van vijf vrouwen die het had overleefd. De eendere werkwijze: wurgen tijdens het verkrachten en dan in een sloot dumpen, hadden hem de bijnaam ‘het Beest’ gegeven.

Maanden gingen voorbij. Maanden waarin Jane alles werktuiglijk deed; eten, slapen, boodschappen. Op haar werk had ze zich voor onbepaalde tijd ziek gemeld. Ze overwoog professionele hulp te zoeken, maar ze wist nu al dat ze al dat vreselijke niet over haar lippen zou krijgen. En het verdriet om haar moeder verscheurde haar nog meer. Na een hele poos ging ze weer werken, uiteindelijk moest Jane weer gewoon verder met haar leven. De contacten met het werk waren summier geweest; ze had gewoon de telefoon niet opgenomen. De arts van de ziektewet schreef alles toe aan depressiviteit na het plotselinge overlijden van haar moeder. En eigenlijk zat hij er niet ver naast: was haar moeder niet zo plotseling overleden, dan had ze die afschuwelijke dingen niet zo abrupt gehoord. Op het werk werd ze allerhartelijkst ontvangen. Iedereen was blij dat ze weer terug was, niet alleen om haar, maar ook omdat het druk genoeg was. Door alle afleiding vloog de dag voorbij en voor ze het wist stond ze weer op de bus naar huis te wachten. Die was te laat en terwijl ze stond te wachten kwam een jonge man aangerend. “Is hij al weg? Hebt u hem ook gemist of komt hij nog?” vroeg hij hijgend. “Nee, u hebt geluk, hij is te laat.” Hij leunde tegen de wand van het bushokje, wiste het zweet van zijn voorhoofd en zei: “Dat zal je altijd zien: heb je haast, word je onderweg aangeklampt. Hè, hè.” Ze keken elkaar aan en trokken allebei hun wenkbrauwen op. “Da’s toevallig.”
“Nee, dat zie je niet vaak.”
“Tjonge.” Jane en de man hadden allebei een groen en een blauw oog. “Als witte katten dat hebben zijn ze doorgaans doof.”
“Wat zeg je?” Ze schoten in de lach. “Nee, dit heb ik verder nog bij niemand gezien.” De bus kwam grommend de hoek om en lachend en pratend stapten ze in. Jane moest er eerder uit en terwijl ze het laatste stukje naar huis liep, verwonderde ze er zich over hoe snel de dag was gegaan. De stilte en eenzaamheid walgde haar tegemoet toen ze de deur open deed en verdrietig deed ze haar jas uit.

Toen ze de volgende ochtend naar de bus slenterde, gingen haar gedachten automatisch naar de jongeman van gisteren. Met zijn grappige gezicht en leuke lach had hij best indruk op haar gemaakt. Onwillekeurig glimlachte ze. De bus stopte en de deuren openden zich. Ze stapte in en zag aan de lange, zwaaiende arm dat de man van gisteren al aanwezig was. “Goedemorgen”, zei Jane en plofte naast hem neer. ”Hallo, lekker geslapen? Met frisse tegenzin naar het werk?”
“Ikke wel. Tussen haakjes, ik heet Jane.”
“Bart. Leuk je te ontmoeten.” Vanaf dat moment reisden ze altijd samen. Bart was boekhouder bij een bedrijf in de buurt van Jane’s werkplek en al gauw maakten ze tussen de middag een wandelingetje.

Na een paar maanden vroeg Bart schuchter of ze niet een keertje met hem wilde gaan eten op een zaterdag. “Hartstikke leuk. Waar gaan we naar toe?” Het werd een heel gezellige avond en allebei hadden ze het gevoel dat ze elkaar al jaren kenden. Na het eten wandelden ze door het centrum en pakten de laatste bus terug. “Je moet er eerder uit. Zal ik niet ook uitstappen en met je meelopen? Het is al zo laat.”
“Nee hoor, dan moet jij nog verder lopen. Het lukt wel.” Bart fronste. “Hier is mijn telefoonnummer. Bel me op. Een kwartier nadat je thuis bent.” Jane keek hem aan. “Kom op. Je hebt verteld dat je alleen woont, er is niemand die op je wacht. Als er iets gebeurt…” Hij zag het gezichtje voor hem betrekken en ze zag er plotseling intriest uit. ”Het is goed, ik bel je. Ik moet er zo uit. Dag. Bedankt voor de fijne avond.” Ze glipte weg en stapte uit. In het donker keek ze buiten omhoog naar hem. Hij wuifde. De bus reed weg en door de achterruit zag hij haar kleiner wordende, wuivende figuurtje.

Hun contact buiten de reistijden werd steeds frequenter en een eerste zoen kon niet uitblijven. Jane had Bart verteld dat ze geen vader had, maar dat haar moeder werkelijk alles voor haar was geweest. “Wat heerlijk voor je”, had hij gezegd, “mijn ouders zijn gescheiden, mijn vader was zo’n ongelooflijke schoft, dat wil je niet weten. Na de scheiding heb ik zelfs de achternaam van mijn moeder aangenomen. Walgelijk. Die man is het doodschoppen niet waard.” Toen het er uiteindelijk van kwam dat Jane met Bart mee naar huis zou gaan, vroeg hij haar dan ook dringend niet naar zijn vader te vragen of hem te noemen. Ze werd allerhartelijkst ontvangen. Barts’ moeder en zussen waren al heel lang benieuwd wie de vrouw was die hem al zo lang op roze wolken liet lopen. Jane voelde zich meteen opgenomen in de warmte van mensen die van elkaar hielden. Al gauw zat ze meer daar dan thuis en toen Bart haar de belangrijke vraag stelde, voelde ze zich de gelukkigste vrouw op aarde.

De bruiloft werd geregeld en op die dag was het warm en zonnig. Onwillekeurig dacht Jane iedere keer aan die andere warme dag en haar hart was zwaar toen ze aan haar moeder dacht. Wat zou ze blij voor haar zijn geweest en wat zou ze genoten hebben. ’s Avonds tilde Bart haar over de drempel en sliepen ze voor het eerst in hun nieuw, ingerichte huis. Ze hadden besloten nog even met kinderen te wachten en Jane zou tot die tijd in ieder geval blijven werken. Wat waren ze gelukkig en wat hielden ze van elkaar…

Twee jaar na hun trouwdag, belde Barts’ moeder huilend op en vroeg naar Bart. Jane riep geschrokken haar man. Bart luisterde naar wat zijn moeder vertelde en ze zag hem wit wegtrekken. Nadat hij de telefoon had neergelegd, begon hij luidkeels te vloeken. Jane die dat nog nooit had meegemaakt van haar zachtmoedige man, liep op hem af en sloeg haar armen om hem heen. Ruw duwde hij haar weg, pakte zijn jas en liep de deur uit.

Uren verstreken. Jane liep te ijsberen in de kamer; ze durfde haar schoonmoeder niet te bellen. Het was allemaal zo raar en beangstigend, ze wist niet wat ze moest doen. Eindelijk, eindelijk hoorde ze de sleutel in het slot en ze vloog de gang in. Bart stond daar met afhangende schouders en huilde. Jane begon ook te huilen en liep op hem af. Hij sloeg zijn armen om haar heen en knelde haar tegen zich aan. Als een kind stond hij later toe dat ze zijn jas en schoenen uitdeed. Hij zakte op de bank neer en liet zich met een zucht achterover zakken.

“Ik heb je over mijn vader verteld, wat een schoft hij was. Ik hoopte hem nooit meer te zien. Toen mijn moeder zo overstuur belde, was dat om te melden dat hij uit de gevangenis vrij zou komen.” Hij stond op en liep de kamer op en neer, precies zoals Jane het de afgelopen uren had gedaan. Na een poosje stond hij voor haar stil en keek haar aan. “Mijn vader had levenslang gekregen en nu komt hij vrij. Hij is een verkrachter, hij deed vreselijke dingen met zijn slachtoffers. Weet je hoe ze hem noemden? Het Beest.” De stilte hing zwaar in de kamer. Jane keek hem aan, ze kende ieder detail van zijn lieve gezicht. Zijn lieve ogen. Eén groen, één blauw.
Zoals bij broer en zus vaker voor kan komen…

Binnenkort weer een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda

Facebook2
Twitter
Follow Me
Tweet