Laatste nieuws:
lieve-dromen

Lieve dromen Deel twee van het vervolgverhaal van Lieve Wiesda

Hoe gaat het verder met meneer Dekker, die in zijn eenzaamheid zijn vrouw nog iedere dag mist?

De volgende ochtend stond meneer Dekker zich aan de wastafel te wassen. Hij was tegenwoordig nogal slecht ter been en daardoor bang om te vallen. Vandaar dat hij zich liever zo waste in plaats van te douchen. Met tegenzin at hij een snee brood met kaas, gaf de plantjes water en ging op zijn hulp zitten wachten. Die kwam met veel handengewrijf binnen. “Tjongejonge, wat is het koud. En er ligt me een berg sneeuw! Toch wel een mooi gezicht, vindt u niet. Mist u dat niet? Een beetje buiten lopen? Zou u eigenlijk toch weer eens moeten proberen.” Meneer Dekker zei niet veel. Dat werd ook niet van hem verwacht: de vrouw kletste toch wel. In zichzelf grinnikend beklaagde hij haar man wel eens. Zijn vrouw zou ongetwijfeld opmerkingen hebben gemaakt: zo als u nu even ademhaalt, kunt u een slok koffie nemen. Hij liet het maar zo, het was wel makkelijk, hij had nou eenmaal nooit zoveel te zeggen.

De stilte viel weldadig op hem toen ze weer weg was. Hij nam een kom van de soep die ze voor hem had meegebracht en lepelde die genietend op. Lekker. Koken kon ze in ieder geval. Na het eten ging hij voor het raam in zijn stoel zitten en zijn ogen vielen dicht. Hij zag zijn vrouw op zich afkomen. Ze keek ernstig, alsof ze hem wilde waarschuwen, maar hij begreep niet wat ze bedoelde. Na een uur werd hij wakker. Een vreselijke hoofdpijn deed hem zijn hand op zijn ogen leggen. Ontzettend, hij had nooit last van hoofdpijn en zeker niet zo extreem als nu. Hij voelde zich ook helemaal niet verkwikt. Hij besloot iets tegen de pijn in te nemen en ging maar vroeg naar bed. Voor de zekerheid deed hij het raam in de slaapkamer een eindje open. Het was eigenlijk te koud, maar de frisse lucht zou hem wel goed doen. Nu nog even de kachel op de waakvlam en een glas water pakken voor naast zijn bed. ’s Nachts droomde hij weer over zijn vrouw. Ze huilde, streelde zijn gezicht en haalde haar handen door zijn haren. Hij sloeg zijn armen om haar heen, rook de parfum in haar haren.

De volgende ochtend voelde hij aan zijn natte kussen dat hij in zijn slaap had gehuild. Zijn droom kon hij zich niet meer herinneren, maar hij voelde nog wel de kneep in zijn hart. Huiverend liep hij door zijn huis, het was nu wel heel erg koud door het open raam. In de keuken deed hij het kleine straalkacheltje aan en zette koffie. Het kleine vertrek was tamelijk snel warm en pas toen waste hij zich. Aan de keukentafel las hij de krant van de dag daarvoor. Toen hij die uit had was het weer een paar uur verder, zijn ogen brandden. Zich uitrekkend geeuwde de oude man luidruchtig. Tijd voor zijn lekkere stoel. De kou in de zitkamer voelde niet prettig aan. Hij zette de kachel vol aan, dan zou het hier snel behaaglijk zijn. Het vertrouwde gevoel van zijn stoel deed hem snel in slaap vallen. Steeds dieper zonk hij weg.
Een tikje op het raam deed hem opkijken. Hij stond op. Zonder moeite of krakende knieën. Buiten scheen de zon en alles deed warm aan. Snel liep hij naar de deur en opende die. Daar stond zijn vrouw, met Brammetje op de arm. Ze kuste hem: “Ga je mee? Ik sta hier al zo lang te wachten.” Blij lachend pakte hij haar hand en samen liepen ze de zonnige straat uit. Het kraaiende, lachende kind tussen hen in.

Binnenkort weer een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda