Als ik foto’s zie van soldaten die terugkomen uit de oorlog en die hun geliefden omhelzen doen die mij altijd realiseren, hoe schokkend en afschuwelijk oorlogen zijn.
Voor de mensen die in het oorlogsgebied wonen, maar ook voor al die jongens en meisjes die worden uitgezonden naar gebieden om te vechten voor de vrede, een grotere tegenstelling kan ik niet bedenken, in een oorlog die niet van hun is. Maar waar ze wel voor mogen sterven, het grootst mogelijke offer voor mogen geven: hun leven. En thuis, waar alles doorgaat, zijn er nog meer mensen die iedere dag door het leven gaan met de grote angst die hun leven beheerst.
Hoe gaat het met mijn man, vader, zoon, dochter. Die hun hart voelen krimpen als er berichten komen over slachtoffers, omgekomen door een bermbom of ander afschuwelijk tuig, ongetwijfeld verzonnen door mannen. Die in het ergste geval op het vliegveld wachten op de doodskist met dat wat over is van diegene van wie ze zoveel houden. Gevallen voor die onbekende mensen. Weg, vernield, alles is nutteloos geworden. In de Ardennen kan ik ook nooit al die enorme begraafplaatsen met witte kruizen bekijken. Bloedjonge mannen, gevallen voor onze vrijheid. Zodat wij alles kunnen zeggen en doen en laten: want dat is ons recht, omdat we vrij zijn.
Dat zijn we, maar wel over de rug van al die jongens. Vechten voor vrede. Het doet me altijd denken aan wat ik een keer ergens geschreven zag staan: Fighting for peace is like fucking for virginity.
Grof, maar beter kan ik het niet beschrijven.
NN