In de Europese havensteden bouwden timmerlieden eeuwenlang de vaartuigen die de wereldzeeën bedwongen. Voor de komst van ijzeren schepen in de 19de eeuw, werkten duizenden scheepstimmerlieden aan enorme houten zeilschepen.
Streng toezicht
‘Het is alle maar eenigsints op de Scheepsbouw werkende Menschen genoegsaam kennelijk, dat de Scheepstimmeringe is een seer swaar werk, en tot welke, behalven alle de hulpmiddelen en Geweld-doende Instrumenten, de Menschelijke kragten ten hoogsten nodig sijn.’ (schrift uit 1697) Zo werd het werk van scheepstimmerlieden beschreven over de scheepsbouw. In de tijd van de ontdekkingsreizen werden houten schepen op grote, omheinde terreinen bij het water gebouwd. Timmerlieden en knechten waren ’s zomers van vijf uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds (en ’s winters van zes uur tot het donker) in touw, vooral met bijlen, hamers en zagen. Er was streng toezicht en wie te laat kwam of zijn gereedschap beschadigde, was een uurloon kwijt.
“Datse swaar werk moeten doen, veel ongemakken uitstaan, en daarom gesond en sterk dienen te wesen.”
Zwaar werk
De bouw begon met het leggen van de kiel. Dan kwamen de voor- en achtersteven erbij, gevolgd door de spanten die het geraamte van het schip vormden. De spanten werden bekleed met planken. Net als al het andere hout werden de planken door twee mannen met een grote zaag uit boomstammen gezaagd. Als laatste werd het schip ingesmeerd met pek en werden het dek en de schietgaten voor de kanonnen toegevoegd. Dan kon het te water gelaten worden. Masten, zeilen en tuigage werden aan de zeelieden overgelaten. Het werk was extra zwaar omdat het in de buitenlucht plaatsvond. De scheepsbouwers waren aan weer en wind blootgesteld.
Scheepsbestellingen
Scheepstimmerlieden bouwden de grote, zeewaardige schepen die in het zeiltijdperk door ontdekkingsreizigers en handelaren werden gebruikt. Bepaalde scheepstypen werden veelvuldig besteld bij de werven.
Foto: Pixabay
Paul Witters