De warme, zonnige februarimaand deed vermoeden dat onze slaapmuizen dit jaar vroeg uit winterslaap zouden komen, maar niets bleek minder waar. De hazelmuizen zijn ondertussen wakker, maar de echte langslapers, de eikelmuizen, zoeken nog vaak hun winterverblijf op.
In Voeren werden afgelopen winter drie winternesten gevolgd waarin een hazelmuis lag te slapen sinds vorig najaar. In andere warme voorjaren liepen er in maart al heel wat actieve hazelmuizen rond, waardoor de verwachting was dat ook deze drie dieren in maart eens zouden gaan kijken of er al voldoende voedsel was om wakker te blijven. Maar het duurde tot de droge, zonnige aprilmaand vooraleer ze voor het eerst hun winternest verlieten (op 8, 17 en 18 april). Mogelijk een gevolg van een groot voedselaanbod vorig najaar, waardoor ze goed aangevet aan de winterslaap konden beginnen en genoeg reserves hadden om lang te blijven doorslapen.
Tijdens de overgang van winterslaap naar continu actief zijn, gaan hazelmuizen nog regelmatig enkele uren tot enkele dagen in ‘torpor’, een lichte winterslaaptoestand die helpt om energie te besparen in een periode dat er nog niet veel voedsel is. Ze blijven daarbij hun winternest op de grond soms nog gebruiken. Eén van de drie dieren kwam zelfs vier keer terug, ondanks het feit dat een rosse woelmuis een holletje gegraven had vlak naast haar winternest. Na 28 april werden de winternesten niet meer opnieuw bewoond: de hazelmuizen zijn sindsdien overgeschakeld op verblijfplaatsen hoger in de vegetatie, die steeds dichter bebladerd en dus veiliger wordt.
De echte slapers onder de slaapmuizen daarentegen, de eikelmuizen, slapen niet ‘nog’ maar ‘opnieuw’. Langs de spoorweg in Voeren wordt een aantal eikelmuizen gevolgd met een zendertje. Ze waren vanaf november allemaal in winterslaap op plekken met een hoge relatieve vochtigheid, wat belangrijk is om niet uit te drogen. Van eikelmuizen is bekend dat ze in de winter vaker actief zijn dan hazelmuizen, en dat was inderdaad het geval, maar niet bij alle dieren. De meeste winterse verplaatsingen waren voor rekening van één eikelmuiswijfje: ze verhuisde maar liefst negen maal tussen zeven verschillende knotwilgen. Op plaatsen waar geen dikke holle bomen aanwezig zijn, kropen de eikelmuizen onder de grond om te winterslapen, waar een wirwar van holen van knaagdieren, konijnen en dassen aanwezig is.
Eén eikelmuiswijfje gebruikte zeven dikke knotwilgen om in te winterslapen
Vanaf begin april begonnen de eikelmuizen meer en meer opnieuw gebruik te maken van hun zomerverblijven: holle vlieren, oude nesten van merel, zanglijster en eekhoorn, zelfgebouwde mosnesten in de dikke knotten van een meidoornhaag en nestkasten. Tot het eind april opnieuw kouder en natter werd. Op 4 mei, na een vrij koude nacht, zaten zelfs álle gezenderde eikelmuizen weer in een winterverblijf. Net op tijd, want een paar uur later sneeuwde het zelfs in Voeren. Eikelmuizen eten veel dierlijk voedsel, zoals nachtvlinders, kevers en miljoenpoten. Deze beestjes zijn bij koud weer veel minder actief, wat voor de eikelmuizen een goede reden kan zijn om opnieuw in torpor te gaan in hun winterverblijf tot er meer voedsel is. Vanaf 8 mei werd het alweer wat warmer en werden de meeste eikelmuizen opnieuw actief.
Na de winterslaap gebruiken eikelmuizen minder beschutte rustplaatsen, zoals dit zanglijsternest en deze holle vlier.
Eikelmuizen hebben het dus graag wat warmer, maar droog hoeft het niet altijd te zijn. Bij regen groeit en bloeit alles niet alleen beter, wat ook leidt tot meer insecten, maar bovendien worden de huisjesslakken dan volop actief, een extra voedselbron voor de eikelmuizen.
Het slaapmuizenonderzoek in Voeren helpt ons beter te begrijpen wat de bedreigde hazel- en eikelmuizen nodig hebben om te overleven. Op basis daarvan kunnen we ook beter inschatten waar en wanneer opgevangen eikelmuizen best vrijgelaten worden.
Tekst: Goedele Verbeylen & Rian Pulles, Zoogdierenwerkgroep Natuurpunt
Bron: Natuurpunt.be
Foto: Lijoo.com