Met het vliegtuig
Andra Schollaert is een doorgewinterde airhostess bij Jetairfly en geeft enkele goede tips voor een vlotte vlucht
1. Kinderen begrijpen het concept van druk in je oren niet goed. Geef een flesje tijdens het opstijgen en landen. Door de zuig- en slikbeweging maken kinderen zelf hun oren vrij. Oudere kinderen kunnen een snoepje of kauwgom eten.
2. Turbulentie geeft een onaangenaam gevoel. Stel het visueel aan je kroost voor, bijvoorbeeld door het te vergelijken met een hobbelige kasseibaan. Met een auto is dat niet gevaarlijk, met een vliegtuig dus ook niet.
3. Voor kinderen jonger dan twee is een eigen stoel niet verplicht. Toch kan dat voor langeafstandsvluchten gemakkelijk zijn. Neem een zitverhoger mee, zodat je kind comfortabel zit. Die moet wel gecertificeerd zijn voor luchtvaart. Tijdens het opstijgen, landen en in geval van turbulentie moet je je kind wel op je schoot houden.
4. Neem een stoel dicht bij het toilet. Aan de nooduitgang mag je niet zitten als je jonger dan zestien jaar bent. Dat komt omdat je je ertoe verbindt te helpen met evacueren als je in die zetels zit en dus de nooduitgang moet kunnen openen.
5. Flesje nodig? Er is geen magnetron aan boord, alles wordt au bain-marie opgewarmd. Dat duurt zeker vijf à tien minuten. Geef daarom op tijd je flesje aan de airhostess.
6. Kinderen zijn heel nieuwsgierig en gaan rondwandelen. Niet bepaald ideaal op een vliegtuig. Wandel daarom vlak na het opstijgen eens met hen door het toestel. Zo is hun nieuwsgierigheid al een beetje gestild.
Met de auto
Erika Van Tielen gaat met haar kroost regelmatig op pad met de wagen en deelt haar ervaringen graag met jou
1. Met kleine kinderen rijden is gemakkelijk, die slapen nog veel. Iets oudere kinderen moet je echt bezighouden met een tablet of speelgoed. Geregeld iets nieuws uit je mouw toveren is een goed idee.
2. Trek ze gemakkelijke kledij aan, zoals een joggingbroekje. Dan verlopen de sanitaire stops ook iets vlotter.
3. Stop regelmatig voor een pauze, zodat ze hun energie kwijt kunnen buiten de auto. Zo gaan ze zich in de auto bij verveling niet te snel focussen op broer- of zuslief naast zich. Om de kinderen weer snel in de auto te krijgen, helpt het om een beloning in het vooruitzicht te stellen. Vertel bijvoorbeeld dat de eindbestemming nóg leuker is om te spelen.
4. Is je rit niet te lang, plan hem dan vlak na de lunch, dan doen ze hun middagdutje in de wagen. Wanneer je dan op je bestemming bent, zijn ze weer fit.
5. Doe alles op het tempo van je kind. Hoe meer je je eigen agenda probeert toe te passen op je kinderen, hoe meer stress je krijgt. Kinderen zijn niet bezig met een lijstje bezienswaardigheden af te werken. Beschouw alles wat je wél gedaan krijgt als een extra.
Bron: VAB
Foto: Pixabay