Er zit lente in de lucht! En dat betekent naast een steeds zonniger humeur ook bloemengeur, een zachte bries en vrolijk tjirpende vogels. Als je geluk hebt kun je dit voorjaar genieten van een nestkast vol hongerig schreeuwende babyvogeltjes, is dat niet gezellig? Maar wist je dat er een aantal zaken zijn waar je bij het plaatsen van een vogelhuis wel even op moet letten? In dit artikel geven we do’s and dont’s zodat je de tuin helemaal ‘vogel shui’ kunt inrichten.
Hang een nestkast nooit op het zuiden
Zorg bij de bevestiging van het vogelhuis dat het stevig hangt, zodat het niet kan vallen of schuiven. Hang het kastje een beetje schuin, zodat er geen regenwater binnenkomt. Let op: hang een nestkastje nóóit op het Zuiden; je zult er misschien niet bij stilstaan maar door de zon kan het binnenin zo heet worden dat de kleine vogeltjes het niet overleven… of de eitjes al gebakken zijn voordat ze zijn uitgekomen. Kies liever voor een houten huisje dan voor een exemplaar van steen, omdat een stenen huisje met warm weer helemaal de neiging heeft om op te warmen als een pizzaoven. De meeste vogels houden er bovendien niet van als er wind naar binnen waait. Zo regent de boel bij een flinke stortbui ook gemakkelijker nat, en zeg nou zelf: wie wil er een tochtig en vochtig nest? Houd de ingang van het vogelhuisje vrij door eventuele takken weg te halen. Het verstandigst is het kastje met de ingang naar het noordoosten op te hangen, op zo’n 2 meter hoogte. Kasten voor vleermuizen (nee dat zijn geen vogels) zwaluwen of uilen hangen een stuk hoger.
Zorg voor rust tijdens het broeden
Ben je een vogelliefhebber en voer je de vogels in de tuin bij, heb je daarvoor zelfs een speciale voederplek? Het grootste gedeelte van het jaar is het echt niet nodig en zelfs af te raden, omdat vogels voldoende voedsel vinden in de natuur. Maar doe je het toch, zorg dan dat je het vogelhuisje een eindje uit de buurt van de drukte hangt, zodat vogels in alle rust kunnen broeden. Vogels zijn territoriale dieren en het lawaai van enthousiast pikkende soortgenoten zorgt niet alleen voor veel stress en onrust, het kost de broedende vogel ook tijd en energie om ‘indringers’ te verjagen. Voor vogels van dezelfde soort geldt dat er tenminste 10 meter tussen vogelhuisjes moet zitten. Koloniebroeders zoals mussen, spreeuwen en (gier)zwaluwen broeden wel graag gezellig naast elkaar.
Pas op voor roofdieren
Over indringers gesproken, houd je vogelhuis veilig voor roofdieren, zoals katten. Hoe? Tegen een stenen muur kunnen ze in de meeste gevallen al niet opklimmen. Vermijd het ophangen van nestkastjes onder de dakgoot of bij een dak waarvandaan de kat zich op het kastje kan laten zakken. Hang je je vogelhuis liever in een boom? Een ijzeren plaat of glad plastic kan ervoor zorgen dat delen van de bast niet begaanbaar zijn voor katten en andere roofdieren met klauwen.
Bron: Dierenbescherming.nl
Foto: Pixabay