Sharon betrapte haar man met haar beste vriendin en vluchtte het huis uit richting Lake District. Onderweg had ze een paar merkwaardige ontmoetingen en vond ze onderdak in een piepkleine nederzetting.
Sharon schrok wakker, hoe lang had ze hier gelegen? Wat moest die man wel niet denken waar ze bleef. Een blik op haar horloge vertelde dat ze een uur geslapen had. Ze stond op en keek blik in de spiegel: niet zo erg als ze had verwacht, maar ze had er wel eens beter uitgezien. Ze redderde wat met koud water en een kam en keek even uit het raam. Prachtig, dacht ze, uitzicht op het kerkhof, net wat ik nodig heb. Links en rechts keek Sharon de straat in. Haar auto was de enige die er stond, typisch. Ineens drong het ook tot Sharon door dat de man beneden in de pub de enige levende ziel was, die ze hier tot nu toe had gezien. Ze sloot de deur van haar kamer af, ging naar beneden en liep de pub in. Nu was het vol en rokerig. Geroezemoes en gelach begeleidden Sharon naar de bar. “En,” glunderde de man, “netjes, toch?”
Ondanks zichzelf moest Sharon lachen, ze antwoordde: “Het is prachtig, sorry dat het zo lang duurde, ik ben in slaap gevallen. Maar de kamer is nu in ieder geval verhuurd.” “Goed zo, welkom in the Staff and Garter, noem mij maar John.” “John, dat zal ik graag doen. En heb je nu een witte wijn voor me?” “Zeker, ma’am, zeker, ga maar lekker ergens zitten, ik breng het zo.”
Sharon draaide zich om en keek rond. Eigenlijk was een tafeltje alleen wat ze in gedachten had, maar een blik in het rond vertelde dat daar niets van zou komen. Dan maar aan de grote tafel, daar lagen ook wat kranten. John zette het glas wijn voor haar neer en vroeg of ze wilde eten. Nog een paar uur geleden had Sharon gedacht dat ze nooit meer een hap door haar keel zou kunnen krijgen, maar tot haar verwondering voelde ze dat ze honger had. “We hebben Irish Stew, erg lekker, heeft mijn vrouw zelf gemaakt.” “Doe maar dan,” zei Sharon, “ik ben benieuwd.”
De waard liep naar de keuken en Sharon leunde achterover om het één en ander eens goed te bekijken. De inrichting was ronduit antiek te noemen. Verbazingwekkend, er stond hier eigenlijk voor een fortuin, duidelijk heel oud en alles werd gewoon gebruikt. Achter de bar tegen de muur waren plankjes met allerlei soorten sterke drank. Overal hingen geprepareerde dierenkoppen, trofeeën van de jacht. Donkere balken tegen het plafond. Gewone glazen asbakken waren er niet, ze waren allemaal van tin. De planken vloer was donker gebeitst en de muren waren tot halverwege met hout betimmerd en gebeitst in dezelfde kleur als de vloer. Olieverfschilderijen van landschappen en jachttaferelen sierden de wanden en een grote staande klok in de hoek maakte het geheel af.
Sharon’s blik dwaalde af naar de mensen. Er zaten alleen maar mannen, doorgaans al wat ouder en ouderwets gekleed. Ze dronken allemaal hun bier en kletsen gezellig een eind weg. Ook hier was de sfeer warm en gezellig. Eigenlijk moest Sharon een beetje grinniken. De man in de kroeg en de vrouwen thuis bij de t.v. Op dat moment realiseerde ze zich dat dit er eigenlijk niet bij paste: in deze omgeving kon een t.v. gewoon niet bestaan. Hier in het café stond er ook geen. En als er iets normaal is in een Engelse pub, dan is dat een televisie waar sport op te bekijken is. Ze merkte ook op dat ze geen muziek hoorde, geen radio, niets, alleen het gebabbel om haar heen. Dit was werkelijk heel merkwaardig.
Op dat moment werd er een bord eten voor haar neergezet en nog een glas wijn. “Eet ze ma’am, de wijn nam ik maar vast mee, dat scheelt me dadelijk een loopje.” En met een knipoog liep John weg.
Om haar heen werd welwillend geknikt en ‘eet smakelijk ‘ geroepen. Sharon voelde zich in haar omgeving opgenomen en liet zich het, werkelijk goed bereide, eten smaken. Na het eten leunde ze achterover en vroeg om nog een glas wijn. De mensen aan tafel vroegen of het gesmaakt had en begonnen een praatje. Waar ze vandaan kwam, waar ze naartoe ging, wilde ze nog wat drinken.
Heel de avond dacht ze niet meer aan de ellende die ze nog maar zo kort geleden had meegemaakt. Ze lachte, maakte grapjes, dronk wijn en zong mee.
Het hoogtepunt was toen een van de mannen van achter de tap een gitaar haalde en allerlei liedjes begon te zingen. Iedereen schalde mee en Sharon genoot. Waarschijnlijk waren het plaatselijke deuntjes, want ze kende er niet één van. De stemming zat er onvoorwaardelijk in en het bier vloeide gul. Sharon liet zich wat de wijn niet onbetuigd en kon zich niet herinneren zich ooit zo heerlijk te hebben gevoeld.
De avond vloog voorbij. De normale sluitingstijd voor pubs in Engeland was gewoonlijk elf uur ‘s avonds, maar het was al kwart over en nog steeds was het ‘last orders, please‘ niet geroepen.
Sharon zat in een gelukzalige roes en hoopte dat het nog uren door zou gaan. Maar een kwartiertje later begonnen de eersten op te stappen. Niet met een luidruchtig ‘goodnight’ zoals je zou verwachten, maar stilletjes, afwezig plotseling. De waard begon ook ineens haast te maken met opruimen en was nog maar weinig spraakzaam. Voor Sharon kwam dit eigenlijk als een koude douche. Ze bleef zitten tot iedereen weg was, stond op en liep naar John toe; ze had een beetje onvaste tred. John hield op met glazen poetsen en keek haar aan. Zijn vriendelijke ogen brandden in de hare en Sharon kon een snik niet tegenhouden. Ze brandde los met haar verhaal, een beetje onsamenhangend, maar met zoveel pijn, dat John op haar toeliep en zijn arm om haar schouders legde. Met gezwollen ogen keek Sharon naar hem op. “Al zou ik er mijn leven mee kunnen redden, ik zal nooit begrijpen waarom ze me dit hebben aangedaan.”
John tilde haar kin op en zei: “Je moet niet alles willen begrijpen, ma’am, je moet niet altijd ‘waarom’ vragen. Soms zijn dingen niet uit te leggen en moet je ze gewoon nemen zoals ze zijn; en je lering en conclusies eruit trekken. En dan neem je besluiten. Maar met waarom vragen los je niet altijd alles op.” Hij legde zijn handen op haar schouders en duwde haar zachtjes richting deur. “Probeer maar na te denken over wat ik net zei, accepteer de dingen zoals ze zijn. Slaap wel.” John opende de deur en duwde haar zachtjes de uitgestorven straat op. Net voordat hij de deur achter haar sloot hoorde Sharon de staande klok het middernachtelijk uur slaan. Met hangende schouders slofte ze de trap op, ging haar kamer binnen en sloot de deur. Ze nam niet de moeite zich uit te kleden en liet zich op bed vallen. De slaap nam barmhartig bezit van haar. Sharon werd wakker van zonnestralen op haar gezicht. Voordat ze haar ogen open deed voelde ze al dat dit felle licht pijn zou doen aan haar ogen.
Ze sloeg haar arm voor haar gezicht en realiseerde zich vaag dat dit eigenlijk niet kon. De kamer had maar kleine raampjes en de kerk stond er pal voor. Meteen drong een schimmelachtige lucht tot haar neus door. Ze trok haar arm weg en opende haar ogen. Ze keek recht tegen de blauwe hemel aan, er was geen dak!
Sharon schoot overeind en keek naar het bed. Een wrak ding, met een oude deken, vochtig door het verblijf in de open lucht. Sharon schoot de kamer door, richting deur. Deur…? Er was niet eens een deur. Er waren ook bijna geen muren. De trap was gammel en kaal. Ze liep voorzichtig naar beneden en de straat op. Er was ook geen voordeur. Toen ze de hoek om wilde slaan, naar de pub, deed ze haar ogen dicht, bang voor wat ze te zien zou krijgen.
Ze kreeg niets te zien. Wat kniehoge overblijfsels, alles overwoekerd door gras en onkruid. Haar verstand weigerde te accepteren wat ze zag. Het was net of ze alles door een omgedraaide verrekijker bekeek. Ze wankelde achteruit de straat op, een weg die nu alleen nog maar uit kuilen en losse stenen bestond. Er was geen huis te zien. Haar auto stond er nog precies zoals ze hem had achtergelaten. Ze leunde op de motorkap en had het gevoel haar verstand te verliezen.
Ze keek over het muurtje en zag het kerkje. Bij daglicht bleken er alleen maar vier muren te staan. Sharon liep naar het muurtje en keek er overheen. De graven waren niet veranderd, alles was daar bij hetzelfde gebleven. Ze strompelde meer dan ze liep, maar wilde absoluut het kerkhof op.
Bij het kerkje gekomen liet ze zich zakken op de uitgesleten stenen van het voorportaal.
Met haar hoofd in de handen probeerde ze haar gedachten te ordenen. Alles in haar weigerde te accepteren wat ze zag. Waarom moest dit, moest ze dan gek worden? Waarom moest ze dit ook nog meemaken? Dit was toch meer dan een normaal mens kon hebben? Werd ze soms ergens voor gestraft? Op dat moment was het alsof ze John’s arm weer om haar heen voelde en heel dichtbij hoorde ze zijn stem: “Probeer niet alles te begrijpen ma’am, vraag niet om een waarom, het is zo, voor jou en voor ons. Accepteer de dingen en leef ernaar.” Ze voelde zijn handen op haar schouders, die haar voorzichtig terug duwden naar de ingang van het kerkhof.
Weer op straat gekomen bleef ze nog even staan. Toen rechtte ze haar schouders en liep terug naar de ingang van haar nachtelijk onderkomen. Ze ging de trap op en liep de kamer in. Naast het bed stond een wrak tafeltje met daarop haar luxe beauty-case, hevig detonerend in deze omgeving van verval. Ze griste het mee, met dezelfde drift als zo’n vierentwintig uur daarvoor. Ze ging de trap weer af, gooide het in de achterbak van de auto bij de niet gebruikte koffer en stapte in.
Ze startte de auto en reed weg, met een verbeten trek op haar gezicht. “Dank je, John, ik begrijp de les. Ik zal ermee beginnen de echtscheidingspapieren te regelen en overal een punt achter te zetten. Ze mogen elkaar hebben. Ik hoef geen antwoord. Ik leef mijn leven voor mij en laat het nooit meer regeren door antwoorden op mijn waaroms.“
Binnenkort weer een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda