Auteur Jan Van den Bossche schreef de column Café Bostella moet blijven! nadat Julia was overleden. In 2001 schreef hij ook al over Julia en haar zo bekende café.
De grensstreek. Auto’s met Belgische en Nederlandse nummerplaten. Een huis in Interbellumstijl met klein terras aan de straatkant. De ‘Bostella’ had ooit de reputatie een liederlijk café te zijn. Als we er binnenstappen horen we inderdaad … liedjes.
‘Laat me niet alleen’
Het café dateert van de jaren dertig. Het was gebouwd als baancafé, met De Caporgel en al. Een misrekening, want de geplande Zoomweg werd pas zeventig jaar later aangelegd. De afslag, waaraan de latere Bostella lag, kwam er uiteindelijk nooit. Het café werd geen succes en ging van de ene op de andere uitbater over. Veel klanten kwamen er niet.
De 40-jarige Julia nam in oktober ’71 de zaak over van ‘De Zwarte Panter’: een gevaarlijke vrouw die altijd in tijgervel rondliep. Haar man werd in ’53 zwaar ziek. Met vijf kinderen op schoot moest Julia wel naar een broodwinning uitkijken. Eerst werkte ze in een voedingswinkel, daarna nam ze het café over. Ze noemde het ‘Bostella’, naar de meestamper van Johnny en Rijk uit ’67. Julia begon hiermee aan een avontuur, want op het café rustte een doem. De pastoor van dienst haalde vanaf de preekstoel uit naar de Bostella omdat er muziek speelde. De boeren mochten hier geen klomp binnenzetten. Ze dronken hun pint in de deftige cafés waar meneer pastoor een oogje in de schaal hield. Ook al zijn de tijden veranderd, “d’r blijft nog altijd iets van hangen”, zegt Julia.
Vroeger klonk er op de dorpskermissen nooit ‘mechanische’ muziek. Alleen ‘spelemannen’ werden gedoogd. Muziek verlicht de zeden, en omdat die er in de Bostella altijd was, werden de bezoekers van deze herberg als te liederlijk geklasseerd. Al werd er af en toe alleen maar gedanst.
Julia’s jukebox is inmiddels verdwenen. En daar heeft ze nog altijd spijt van.
‘Rode rozen voor jou’
Julia liet niet op haar kop zitten. Ze organiseerde zelf activiteiten als volksspelen en fietsen op rollen en trapte haar eigen wielerclub ‘Hand in Hand’ uit de grond. Tot ’95 organiseerde café Bostella dorpskoersen voor liefhebbers en juniores. “Vijfentwintig jaar lang schuimde ik per fiets en later met de auto de middenstanders en bedrijven in Essen, Kalmthout en het Nederlandse Nispen af om sponsorgeld voor de wielerwedstrijden op te halen”, vertelt Julia. Tot het allemaal te duur werd.
Een man met een mand worsten en vleeswaren waait binnen. Julia staat op, keurt de inhoud en hangt de worsten aan een staander op de afgedekte biljart.
Julia vertelt anekdotes over het smokkelen. “Alle cafébazen, pastoor of niet, waren smokkelaars”, zegt ze. Het smokkelen is verdwenen, het smikkelen niet.
‘Ik ben verliefd, ik ben van slag’
Julia (70) slaapt nooit langer dan vijf uur. Daar heeft ze de tijd niet voor. “Een café is veel werk”, zegt ze. Haar dochter springt wel regelmatig bij.
De Bostella heeft een druk verenigingsleven. ‘De Hoekske Vrienden’ gooien hier regelmatig hun kaarten op tafel. Biljartclub ‘Oude Glorie’ speelt elke woensdagavond competitie. De 42 leden van spaarkas ‘Nooit Geluk’ teren elk jaar in juni en ‘De Noordzeevissers’ vergaderen eens per maand. Als er groepen komen, kosten een pintje of een trappist niet langer 30 of 45 frank. Julia schakelt dan over op eenheidsprijzen. “Veel gemakkelijker”, zegt ze. Diegenen die dan een consumptie overslaan, krijgen een geel bonnetje.
“Met het café stoppen kan ik niet”, zegt Julia, “waar moeten al die mensen naar toe?”. Julia doelt op de andere cafés in het dorp die pas om vijf uur open doen. Dat kan volgens Julia niet. Een echte cafébazin neemt haar verantwoordelijkheid. Ze is de onbezoldigde maatschappelijk werkster van de wijk.
Toch is Julia’s leven meer dan haar café alleen. Onlangs trok ze nog naar Schotland op familiebezoek. Ze vertelt over groene heuvels en venijnige vliegjes.
‘Put your hand on my shoulder’
Een tegelplakker. De tegels zijn van de jaren ’50. De oude hoge deuren zitten in een Mexicaans appelblauwzeegroen. Drie evenwijdige rijen tafels met kleedjes. De toog bestaat uit twee delen: een exemplaar uit de begindagen van de Bostella en een tropisch uitbouwsel dat er destijds voor de koers werd bijgezet en er eeuwig is blijven staan. De klanten zorgden zelf voor de barkrukken. Biljartkeus, een spaarkas, een naïef schilderijtje van De Hoekske Vrienden en pentekeningen over Essen van de lokale artiest Ange François Bleyenberg, nadrukkelijk in de herberg aanwezig, hangen aan de muren. Voor een vierdubbele deur staan bakken tomaten en twee zakken aardappelen. Aan de toog hoor je enkel Noord-Brabants dialect. De klanten schenken zichzelf in en laten de jeneverfles van tafel naar tafel rondgaan. Julia reserveert voor sommige klanten ‘sterk water’: met water verarmd jenever. Ze kent haar publiek.
Haar dochter tapt. De muziek gaat wat harder. Julia’s kleindochter doorkruist het café in tijgerpakje. Traditie doorbreek je niet. Louis, Julia’s broer en altijd present, bedient de klanten. Een bekende komt hijgend met enkele bakken plantjes aangelopen. Een lokaal tuincentrum krijgt ze niet verkocht. Vijf frank per plant.
‘I believe in miracles, you sexy thing’
19.15u. De nieuwe aardappelen arriveren. Negen zakken van twintig kilo. De leverancier zet zijn arbeid aan de tapkast verder. Een vrouw probeert haar man mee te krijgen, maar die heeft er niet veel zin in: “Lot mi achter, wor.” “Vergeet de patatten niet te betalen”, roept ze hem na. Julia taxeert de nieuwe koopwaar.
“Julia, vindt ge niet dat den Dick sexbenen heeft?” Een cafébazin moet over alles een mening hebben. Julia’s gewezen koerscommissaris loopt met een worst onder de arm naar zijn auto. Wij met twee bloempotjes, een zak aardappelen, een bak tomaten en twee worsten. Een week later ontdekken we de zieltogende handel in onze kofferbak. Shit, vergeten!
Jan Van den Bossche