Al sinds 1995 bestaat er in Vlaanderen een bodemsaneringswetgeving. Die houdt in dat iedereen die grond verkoopt, verplicht is om een bodemattest aan te vragen bij de Openbare Vlaamse Afvalmaatschappij (OVAM) en dat voor te leggen aan de koper. Zo komen kopers niet voor verrassingen te staan, omdat ze nietsvermoedend een vervuilde grond hebben gekocht.
Van bodemattest naar bodemonderzoek
Een bodemattest aanvragen betekent alleen dat de OVAM nakijkt of ze gegevens heeft over de grond. Als blijkt dat het om een risicogrond gaat, moet er een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd worden. Als dat aantoont dat de grond niet verontreinigd is, kan de verkoop plaatsvinden. Is er wel sprake van verontreiniging, dan zijn er twee scenario’s:
-De verkoper is niet saneringsplichting. In dat geval kan de verkoop alsnog plaatsvinden na het oriënterend bodemonderzoek.
-De verkoper is wel saneringsplichtig. Dan volgt beschrijvend bodemonderzoek. In het beste geval is er geen bijkomende sanering nodig en kan de verkoop doorgaan. Wanneer er wel sanering nodig is, kan de eigenaar de woning pas verkopen als er een goedgekeurd saneringsproject is en iemand de verantwoordelijkheid opneemt om de kosten van de sanering te betalen.
Vervuilde grond verkopen
Om vervuilde grond te verkopen, moeten de koper en verkoper een verbintenis afsluiten waarin één van de betrokken partijen verklaart dat hij of zij de kosten van de sanering op zich neemt. Bovendien moet er een financiële waarborg gesteld worden naar de OVAM.
Een slimme deal?
In principe zou je als koper dus kunnen beslissen om die kosten te dragen, omdat je het huis bijvoorbeeld voor een prikje op de kop kunt tikken. Hou er rekening mee dat de registratierechten berekend zullen worden op het complete kostenplaatje, dus met inbegrip van de saneringskosten. Daardoor is deze aanpak vaak minder voordelig dan gedacht. Bovendien kan de saneringsprocedure erg lang aanslepen. Een huis op vervuilde grond kopen is dus meestal een vergiftigd geschenk!
Bron: Bouw en wonen
Foto: Pixabay