Leon Augustyns werd in 1931 geboren in de Sint-Jansstraat op Wildert tussen de kerk en de school, op nummer 89 om precies te zijn. Zijn ouders hadden 5 kinderen, 4 jongens, waar Leon de jongste van was en nog een meisje dat na hem kwam.
Twee jaar bij dezelfde meester
“Mijn vader was wagenmaker”, vertelt Leon. “Dat was een stiel van voor de oorlog. Ze maakten wagens voor de boeren, die door paarden getrokken werden. In de straat waar ik geboren ben, is veel bijgebouwd, vooral appartementen. Vroeger waren dat percelen van boeren. Wij woonden naast de jongensschool, waar ik ook naar toe ging. Mijn zusje ging naar de meisjesschool, aan de andere kant van de kerk. Er waren 4 leerjaren, elk van 2 jaar lang. Je zat dus 2 jaar bij dezelfde meester in de klas en je was 14 als je van school kwam.”
Grote klassen
“Toen de kerk plat gebombardeerd werd, schuilden we in de kelder. De ramen en het dak van ons huis waren kapot, maar we hadden gelukkig zelf niets.”
De Ambachtsschool
“Op mijn 14de ben ik gaan werken als schilder in Antwerpen. Om het vak te leren, ging ik op zaterdag heel de dag en zondag voormiddag naar de Ambachtsschool in de Sint-Jozefschool in de Stationsstraat, bij waar nu ’t Gildenhuys is. Ik heb tot 1952 bij dat bedrijf gewerkt en ben toen bij Opel in Antwerpen begonnen. Daar heb ik 45 jaar in het laboratorium gewerkt.
Bakker Louis Kamerling
Toen ik 27 was heb ik mijn vrouw leren kennen in de dancing die toen bij Den Block was. In de Nieuwstraat waren veel cafés, De Linde, Den Block natuurlijk, Jos Jasper, Louis van ’t Hoekske (Onder den Toren), de Pijp in de Kapelstraat. Mijn vrouw Ria was een dochter van bakker Louis Kamerling, die had een bakkerij in de Nieuwstraat waar nu C’est ça is.”
Wonen in de Melkerijstraat
“Op mijn 29ste zijn we getrouwd en gingen in de Melkerijstraat wonen. We hadden een heel goed huwelijk, maar hebben helaas geen kinderen mogen krijgen. Mijn vrouw had daar veel verdriet om. Ze ging vaak oppassen op de kinderen van haar zus die er 7 had, dat compenseerde een klein beetje.”
“Ze werkte tot haar 50ste bij een transportbedrijf in Antwerpen. Toen kreeg ze te horen dat ze mocht stoppen, omdat haar werk, het aankopen van materialen, werd uitbesteed. Ze werd tot haar pensioen doorbetaald. Van haar pensioen heeft ze niet kunnen genieten. Op haar 62ste werd ze ziek en 2 jaar later is ze overleden.”
Een zware tijd
“Ik was toen net met pensioen en moest ineens zonder mijn liefste maatje verder. Het was een zeer zware tijd, want Ria en ik kwamen heel goed overeen. En nu, na 20 jaar, is het gemis nog steeds vreselijk. Je staat er mee op en je gaat er mee slapen. In die tijd had ik gelukkig veel troost van ons hondje, een mini-Pinchertje. Die miste mijn vrouw trouwens ook heel erg. Ria en ik deden alles samen, uitgaan, koken, poetsen, er op uit met de fiets. Dat was ineens allemaal weg, een erg verdrietige tijd. Je moet verder, maar ik heb nooit een andere vrouw meer gewild.”
14 operaties
“Op het gebied van gezondheid heb ik nogal wat meegemaakt. Op mijn 18de had ik een gesprongen blindedarm en dat werd de eerste van 14 operaties. Mijn laatste was 5 jaar geleden, toen werd mijn maag verwijderd wegens kanker, ik woog nog maar 54 kilo. Daarna heb ik nog 2 herseninfarcten gehad en heb toen besloten naar de verzorging te gaan. Op 23 februari woonde ik 2 jaar hier in Sint-Michaël. In het begin heb ik wel heimwee gehad en nu nog soms, maar ik heb het hier goed. Om me af te leiden lees ik veel.”
Essen vroeger en nu
“Essen is door de jaren heen veel veranderd, er is meer beweging en er zijn meer mensen natuurlijk. Vroeger, na de oorlog, hadden we niks, geen auto of zo, wel een fiets. Er is nu veel meer weelde. Als wij vroeger uitgingen kleedden we ons netjes aan, maar dat zie je tegenwoordig niet meer. Er zijn ook minder winkels, terwijl er wel meer mensen zijn. Er zijn grote supermarkten waar je in een keer alles kunt kopen. Vroeger ging je voor elke boodschap naar een andere winkel.”
NN