Leon Hereygers werd geboren op Over d’Aa op 6 oktober 1938. Leon had 4 oudere broers en nog een jonger zusje.
Ernstige gezondheidsproblemen
“Mijn vader was huisschilder en werkte in Achterbroek, waar hij elke dag naar toe fietste”, vertelt Leon. “Mijn moeder kreeg na de laatste bevalling ernstige gezondheidsproblemen, die een grote weerslag op het gezin hadden. Haar gezondheid werd steeds slechter, tot ze in een rolstoel zat. Mijn oudere broer, mijn zusje en ik moesten het gezin daarom grotendeels verzorgen. Mijn grootmoeder kwam gelukkig regelmatig bijspringen, zij woonde op het Heuvelplein. Door de verzorging verzuimden we veel van school en daarom stond de rijkswacht regelmatig voor de deur. Maar die snapten ook dat we er niks aan konden doen. Ik was toen 12.”
Neergestorte vliegtuigen
“Van de oorlog heb ik het einde meegekregen, toen was ik 7. De V1’s, de V2’s, het terugtrekken van het Duitse leger, het opkomen van het Bevrijdingsleger en de hulp bij de opbouw. Het Steenpaal, het Schanker en de Melkerij zijn zwaar gebombardeerd. Het gemeentehuis was volledig verwoest, dat stond op de plek tussen het standbeeld en de pomp. Bij ons is de buurt redelijk gespaard gebleven. Er waren vliegtuigen neergestort op het Schanker. Daar ging we dan naar toe om spullen mee te nemen die we vonden, voordat er iemand bij kwam. Plexiglas namen we mee en daar zaagden we met een figuurzaagje kruisjes uit, want we waren erg gelovig in die tijd.”
Vuurpijl in dij
“We namen ook vuurpijlen mee, die zaten in een zak, en kogels die we vonden ook. Die staken we dan later af. Een vriend kreeg zo’n pijl in zijn dij en dat veroorzaakte een enorme wond. Hij heeft maanden in de kliniek gelegen, want het was ontstoken en genas niet. Penicilline was toen nog niet echt op de markt. Een officier, waarschijnlijk Canadees, heeft toen gezorgd dat het er kwam en die vriend genas, dat was heel bijzonder!”
Grote armoede
“Na de oorlog was iedereen erg arm. Het vlees was te duur en werd vanuit Nederland naar België gesmokkeld, net als boter. Want in Nederland was het goedkoper, alles was daar toen goedkoper. De jongste jongens in ons gezin droegen de kleding af van onze oudere broers. Er was weinig medicatie, wat er voor zorgde dat de gezondheid van mijn moeder steeds verder achteruit ging. Bovendien waren dokters niet te betalen. Er heerste ook veel tbc. Als iemand van een gezin die ziekte had, moest iedereen thuis blijven en moest het hele huis ontsmet worden.”
Meester Hulles, voorloper in begeleiden van leerlingen
“Rond mijn 9de ging ik weer naar school, naar de gemeenteschool op de Stationsstraat, waar nu de bibliotheek is. Het was na de oorlog en links daarvan was alles weggebombardeerd. We zaten met ongeveer 20 leerlingen in een klas, kinderen van diverse leeftijden. Want kinderen die vroeger niet mee konden komen, bleven altijd in dezelfde klas zitten. Dat bracht het leerniveau wel omlaag. Mijn onderwijzer, meester Hulles, was een voorloper in het begeleiden van leerlingen die moeilijk konden leren. Hij wilde het begrip van de noodzaak van studeren aan de kinderen bijbrengen.”
Veel geleerd door boeken te lezen
“Vroeger gingen veel kinderen naar school zolang ze leerplichtig waren. Zodra het kon gingen ze werken om geld binnen te brengen voor het gezin. Die onderwijzer was ook lid van het Davidsfonds. Daardoor heb ik veel boeken van hem mogen lezen, waar ik veel uit heb geleerd. Andere kinderen mochten dat ook, maar niemand had verder interesse, strips daarentegen werden wel gelezen.”
Werken bij een drukkerij in Antwerpen
“Na het drukken moesten al die lettertjes terug in een letterbak en o wee als er een lettertje verkeerd lag…”
Huis in de Nolsebaan
Op mijn 18de leerde ik mijn vrouw kennen en ben 43 jaar met haar getrouwd geweest, we kregen een zoon en een dochter. We hebben 3 jaar in de Beliestraat gewoond en heb toen eigenhandig een huis gebouwd in de Nolsebaan. Dat was toen een zandweg en ik fietste of liep elke dag naar het station waar ik de trein pakte om naar Antwerpen te gaan. Na 40 jaar ben ik naar het centrum verhuisd.”
Cafés
“Op de hoek van de Stationsstraat, waar nu de appartementen zijn, was vroeger hotel Claessens en in de Stationsstraat zelf stonden aan weerskanten bomen. Er waren veel cafés, het Rooske, waar nu het frituur is, schuin tegenover het Chaleke, De Meeuw, het Volkshuis, Fien Delaet, waar nu de apotheek is, ’t Gildenhuys, Onder den Toren, … Ik kwam als jongen wel bij De Meeuw, maar niet als caféganger. De moeder van een vriend van me werkte daar. Toen ik zelf uit begon te gaan ging ik naar Den Block, want daar konden we pingpongen. De pingpongtafel stond in de danszaal en ik deed dat erg graag. Liza, de bazin, was een heel lieve vrouw die ons in de gaten hield. Dat we het rustig aan deden en niet teveel dronken en dat werd ook door iedereen geaccepteerd.”
Rivaliteit tussen Essen en Horendonk
“Op Horendonk kwamen we bij schutterij Bax, waar we bijverdienden door afgeschoten pijlen terug te brengen. Vroeger was er een ‘breuklijn’ tussen Essen en Horendonk en er was veel rivaliteit op het gebied van voetbal en afkomst. De ‘heren’ van het dorp en de rijkere families woonden in Essen. Op Horendonk woonden veel arme mensen, een nawee van de oorlog. Ze waren klein behuisd, sliepen met z’n drieën in een bed en er werd ook regelmatig gevochten, vooral bij de kermis. Nu komen mensen veel meer overeen, vind ik. Ook hield ik veel van muziek en ging naar muziekschool Concordia, waar een muziekleraar uit Antwerpen les kwam geven. Als je van Horendonk kwam, moest je 2 jaar noten leren lezen voor je een instrument mocht leren bespelen. Kwam je uit Essen, dan mocht je dat al na een half jaar.”
Andere gebruiken
“Als je op zondag naar de kerk ging en de mensen liepen naast elkaar er naar toe, dan moesten de armere mensen links lopen. De rechterkant was voor de welgestelde mensen. Als je vroeger naar de kerk ging, moest je je kleding aanpassen. Mannen moesten hun pet afzetten, vrouwen mochten geen blote schouder tonen en moesten een voile dragen. Een zwarte kanten hoofddoek, die ook het gezicht gedeeltelijk bedekte. Was er iemand overleden, dan ging de deken met 2 misdienaren over straat met een bel. Passeerden ze je, dan moest je knielen. Er was niet veel verkeer in die tijd, toen de eerste auto’s kwamen, gooiden we onze pet op straat als er eentje aankwam. Die reed daar dan overheen en dat was iets bijzonders!”
’Het Volk’
“Als de Ronde van Frankrijk bezig was, werden er elke avond krantjes van ‘Het Volk’ door een vliegtuigje gedropt, met de laatste resultaten. Er stond altijd een tekening in, waar je het muisje in moest zoeken. Als we het vliegtuigje hoorden, renden alle kinderen naar het weiland waar het krantje gedropt werd, omdat je het muisje wilde zoeken.”
Essen vroeger en nu
De omgang tussen de mensen onderling is veel vriendelijker dan vroeger. Er is minder afstand tussen de overheid in het algemeen en de ‘gewone’ mens. De mobiliteit is beter geworden en er zijn veel meer mogelijkheden om te sporten. Zelf heb ik turnkring ‘Vlug en Blij’ mee helpen oprichten. Maar in het verkeer, op de weg, is de agressie enorm toegenomen. Als fietser voel je je vaak niet veilig. Het Beekdal was vroeger een heel mooi stuk natuur door Essen. Dat is erg verwaarloosd, wat erg jammer is.”
NN