Jeannine Douws - Column

CORONA ten huize van… en de gehaktballen

Ik ben vandaag geraakt tot in het diepste van mijn ziel. Elke donderdag, of zelfs alle dagen als ze het uitzenden, kijken wij naar NJAM-TV en een donderdag was het de beurt aan mijne schitterende *** sterrenchef Peter Goossens met zijne vol-au-vent of koninginnenhapje. Eén recept, laat ons zeggen, voor het gewone volk, en één uitmuntend recept voor in het Hof van Cleve, dat ik uiteraard niet kan betalen. Wat de ingrediënten voor ne vol-au-vent voor het gewone volk betreft, dat weet waarschijnlijk iedereen, een kieken, kalfszwezerik (alhoewel), grijze garnalen en… frikadellebollekes. Of schoner gezegd: kalfsgehaktballetjes en de nodige kruiden. Hier gaat het nu over die frikadellenbollen waar wij al meer dan twintig jaar ambras over maken, want mijn helft lust geen frikadellen. Maar ge kunt toch ook niet ALLE dagen haute cuisine eten hé of ben ik verkeerd? Het eerste waar mijnen echtgenoot op drukte toen hij zag dat ’t vol-au-vent was met frikadellebollen, was dat ik is héél goed moest volgen en toekijken hoe groot dat die frikadellebollen moesten zijn om in dat bladerdeeggebakje te kunnen. Nu weet ik dat jaren en jaren geleden, toen hij nog aan ’t werken was, ik regelmatig een thermos soep meegaf met daarin dus ook frikadellebollen. En elke keer kwam die thermos terug met de soep eruit, maar die frikadellebollen zaten er altijd nog in. Dus dacht ik toen: hij zal geen frikadellen lusten zeker. Want dat was nog in ons beginperiode en dan ken je elkaar nog niet zo goed. Maar al die jaren heeft hij alles wat met frikadellebollen te maken had laten liggen, een feit dat ik zeker niet kon waarderen voor alle moeite die ik voor hem deed.
Dus we zijn Peter Goossens aan ’t volgen met zijn kookkunst en hij begint aan die frikadellebollen. Fons zei: “Zie nu goed hoe hij dat doet en hoe klein die bollekes zijn”. Ik heb inderdaad héél goed opgelet en inderdaad die bollekes waren piepklein. Maar ik zeg tegen hem “Dat kan heel goed zijn, maar ge lust geen frikadellen, want alle bollekes bleven altijd liggen. Dus of dat ze nu groot of klein zijn, dat maakt voor U toch niks uit.”
“Neen”, zei hij. “Ik mag héél gère frikadellen. Maar als wij bv. stoofselder eten, pakt gij 1 kg frikadellen. Gij snijdt een kilo in vier en daar maak jij vier bollen van, net zoals met uwe vol-au-vent. Die bollen liggen ernaast, want die passen gewoon niet in dat bladerdeeggebakje en daarom heb ik altijd die bollen laten liggen. Dat is ’t zelfde dan indertijd met mijn soep in die thermos, die bollen moest ik wel mee terugbrengen, want ik kreeg z’ er gewoon niet uit!”
Ik dacht da’k van mijne stoel viel, want dat had hij 21 jaar eerder toch ook kunnen zeggen hé, of niet soms?

Jeannine

Facebook25
Twitter
Follow Me
Tweet