Bij Christel Boudewijns (59), beter bekend als ‘de Lapjesvrouw’, zat de creativiteit er al vanaf heel jong in. Zo leerde ze heel veel van haar bomma en op haar zevende breide ze al haar Barbiekleertjes.
Frullemieke
“Mijn bomma was erg creatief, net als mijn moeder en grootvader, Jos Schippers”, vertelt Christel. “Ik vond dat leuk en had altijd een zelfgemaakt tasje met kleine bolletjes wol en frutsels bij me. Ze noemden me dan ook ‘Frullemieke’. Op het middelbaar moesten we solderen en figuurzagen enzo, maar ook haken. We kregen de opdracht een pannenlap te maken, die had ik in een half uur af, dus mocht ik zelf iets maken. Van mensen kreeg ik bolletjes wol in de meest uiteenlopende kleuren en daar haakte ik een cirkel van. Ik dacht: ‘Wat moet ik ermee?’ Ik heb er twee gaten ingemaakt en gebruikte het als vestje.”
Anny Blatt
“Om de diverse technieken te leren, las ik veel boeken over haken en breien. Maar als ik een foto zie van een bepaald patroon, hoef ik vaak de beschrijving verder niet te lezen en maak het zo na. Ik kan het dan tevens aanpassen naar kinder- en grotere maten en zelf schrijf ik ook patronen. Toen ik zestien was, ging ik bij supermarkt Capri in Kapellen werken, daarnaast haakte en breide ik nog steeds veel. In 1987 ben ik in Essen komen wonen en breide ik truien voor Anny Blatt. Dat winkeltje zat in de Dreef. Ik was daar gaan vragen of ik dingen voor ze kon breien en ze wilde eerst werken van mij zien. Die vond ze mooi en ik mocht truien voor ze breien. Dat waren wel heel moeilijke patronen met exclusieve draden.”
De Lapjesvrouw
“Later gaf ik les aan de Boerinnenbond en het Vrouwengilde en richtte een clubje op met wie ik naar Antwerpen ging, om bij Calico House quilten, applicaties, patchwork en andere technieken te leren. Toen ik die onder de knie had, heb ik mijn winkeltje ‘De Lapjesvrouw’ geopend in het pandje naast kapper Guy Nelen in de Stationsstraat. De gezusters Peeters hadden daar vroeger ook een naaiwinkeltje gehad. Boven gaf ik twee keer in de week les in allerlei technieken, dozen bekleden en nog veel meer. Van mijn spaargeld kocht ik rieten manden, die ik vulde met wol en in de winkel uitstalde als opvulling, want ik had geen geld genoeg voor een uitgebreide voorraad.”
Kriffy
“De winkel opende ik op 27 september 1996, precies op de Dag van de Klant. Elke klant kreeg een zakje suikerbonen voor de geboorte van mijn winkeltje. Een eindje verderop in de Stationsstraat was een naaiwinkeltje: Kriffy. De eigenaresse werd ziek en vroeg of ik de winkel over wilde nemen, maar ik kon dat toen niet betalen. Later vroeg ze het me nog een keer en had de prijs aangepast, omdat ze zo graag wilde dat ik de zaak verder zette. Ik heb een lening genomen die voor mij betaalbaar was en heb de stap gezet. Ik had al zo lang gedroomd van zo’n winkel, maar had nooit verwacht dat die droom uit zou komen.”
Breicafé
“In januari 1999 opende ik ‘De Lapjesvrouw’, zoals mijn vorige winkel ook heette en waar mensen me van kenden. Een vriendin van me had die naam verzonnen, omdat ik les gaf met lapjes en ik van lapjes houd. Iedereen kent me ook als de Lapjesvrouw en noemt me zo, veel mensen kennen mijn echte naam niet eens. Normaal, maar nu met corona niet, heb ik elke eerste donderdag van de maand een gratis breicafé in café De Gaffel op Horendonk. Mensen kunnen dan binnenspringen voor adviezen en om te leren breien en haken. Ik probeer mensen altijd zo goed mogelijk te helpen en vraag daar geen geld voor. Ik vind het juist leuk als ze dezelfde hobby hebben. Mijn hobby is mijn passie en ik heb er mijn beroep van kunnen maken en het contact met de mensen is geweldig!”
Trots op mijn beroep
“Ik voel me gelukkig als ik iemand kan helpen, daar heb ik voldoening van. Mensen kennen me zo en ik ben ook zo. Ik ben trots dat ik van mijn hobby, mijn passie, mijn beroep heb kunnen maken. Als iets je voldoening geeft, ben je trots!”
NN