Jos Uytdewilligen (92) is geboren in Over d’Aa op nummer 272. Hij heeft drie broers en vier zussen. Zijn vader was landbouwer en had zijn eigen bedrijf, zijn moeder zorgde voor het gezin.
Twaalf man aan tafel
“Een grootmoeder en tante woonden bij ons in, elke avond zaten we met twaalf man aan tafel”, herinnert Jos zich. “Ik was de oudste van de jongens, mijn zussen waren ouder. Mijn vader was vaak ziek en lag een keer zes weken in het ziekenhuis in Antwerpen. Mijn moeder ging er elke dag op de fiets naar toe.”
Altijd al boer willen worden
“Ik ging naar de jongensschool in Horendonk en heb daar tot mijn dertieneneenhalf jaar gezeten. Daarna ben ik thuis gebleven en in het bedrijf van mijn vader gaan werken, omdat ik de oudste was en hij zo vaak ziek. Ik wilde altijd al boer worden en werkte vanaf mijn zevende al mee in het bedrijf en reed toen al met een kar met twee paarden. Uiteindelijk heb ik het bedrijf van mijn vader overgenomen. Op school heb ik wel leren schrijven en lezen, maar kan het niet goed. Een broer van me heeft gestudeerd en me later met al het papierwerk geholpen.”
Oorlog
“Toen ik tien jaar was is de oorlog uitgebroken. Onder ons huis was een grote, gewelfde kelder waar we gingen schuilen. Onze buren vroegen of ze er ook bij mochten. We hebben daar toen een week of vier met 36 mensen geschuild, zonder elektriciteit. Een broer en zus maakten op de werf wat eten dat ze binnen brachten, maar er was niet zoveel. We hadden wel vlees van een varken dat we geslacht hadden en bakten zelf brood. Onze behoefte deden we op emmers, die we buiten leeg kapten.”
Alles was kapot
“Het was een enorme miserie. Er waren kleine kinderen bij, die die weken niet naar buiten konden, ik vanzelfsprekend ook niet. Alles was kapot in de straat en de kerk was gebombardeerd. Een andere boer had een grote schuur waar toen twee jaar de mis werd opgedragen, tot de kerk heropgebouwd was. Die schuur was naast een paardenstal en tijdens de mis hoorde je de paarden tegen de planken trappen.”
Oude mensen en kinderen
“Op een gegeven moment kwamen er Duitsers, die onze boerderij in brand wilden steken. Mijn vader zei: ‘Dat kan toch niet!’ en liet zien dat er binnen zes oude mensen en kleine kinderen waren. Toen hebben ze het niet gedaan, maar andere boerderijen wel. Na die eerste periode hebben we nog weinig van de oorlog gemerkt, op alle vernielingen en inslagen van V2 bommen na.”
Mijn ouders hoorden thuis
“Ik heb leuke meisjes ontmoet, maar die zeiden dan tegen me: ‘Al die oude mensen, blijven die daar wonen? Daar wil ik niet bij gaan zitten!’ en zo bleef ik alleen, al heb ik daar geen moeite mee gehad. Mijn ouders hoorden thuis en ging ik niet naar een bejaardenhuis doen. Toen ik zeventig was heb ik de boerderij verkocht en heb een nieuw huis gezet in Over d’Aa.”
Groente verbouwen en biljarten
“Daar verbouwde ik mijn eigen groente, dat ik gratis uitdeelde, en ging veel biljarten, dat heb ik tot mijn negentigste gedaan. Er waren vroeger negen cafés in Horendonk, nu in hoofdzaak nog eentje, want de Gaffel is niet zo vaak open. Ik ging altijd naar De Arabieren, maar kwam ook wel in De Meeuw, nu nog trouwens, net als in het Volkshuis.”
Gescheurde pees
“Tot mijn 87ste heb ik autogereden, toen ging dat niet meer zo goed en ben ik ermee opgehouden. Ik heb drie auto’s en drie tractors versleten, allemaal Fords. Biljarten doe ik niet veel meer, ik ben een keer gevallen en heb mijn schouder ernstig bezeerd. Ik kwam van de mis en ben op de trap uitgegleden en toen is er een pees gescheurd. Elf maanden kinesist, heel erg pijnlijke behandelingen, die me bovendien nog veel geld hebben gekost. Daardoor lukt biljarten niet meer, ik probeer het hier nog wel, maar echt goed lukt het niet meer.”
Verhuizing naar Sint-Michaël
“Op een keer moest ik ’s nachts naar de wc, maar dat ging niet meer, ik kon de wc niet meer binnen. Ik zei: ‘Het is genoeg, ik ga naar het rusthuis.’ en heb me ingeschreven bij Sint-Michaël. Mijn buren en familie zeiden: ‘Doe het niet, wij zorgen wel voor je.’ Dat was goed bedoeld, maar dat gaat niet. Die hebben hun eigen leven en zorg voor hun kinderen. Na de inschrijving heb ik vijftig weken moeten wachten, maar een maand geleden ben ik verhuisd. Er zijn hier veel mensen die ik al kende, dus wennen was geen probleem. Het is hier heel goed, het eten erg lekker met allemaal verse producten. Je wordt hier echt verwend met allerlei lekkers. Ik heb totaal geen spijt van mijn beslissing en zou niet meer terug willen.”
Essen vroeger en nu
“Er zijn niet veel cafés meer en er is veel voornaam volk gekomen, vroeger waren het hier allemaal boeren. Vroeger had je wedstrijden, wie de mooiste koe had bijvoorbeeld of het mooiste paard. Het verkeer is veel drukken geworden. Essen is erg gegroeid, maar de mensen zijn helaas ook anders geworden en van de kermissen is niet veel over.”
NN