Een zandleurder ging met een kruiwagen langs de huizen om strooizand te verkopen.
Wit zand
In elke woonkamer werd door onze voorouders wit zand gestrooid. Op de lemen of rode tegelvloeren was wit zand een bewijs van netheid en door dat zand bleef het een tijdje proper. Zo kreeg het stof geen kans om rond te vliegen en het was bovendien erg decoratief als het door de vrouw des huizes in bekjes geborsteld werd. De zandleurder kwam op bepaalde dagen langs. Een lang aangehouden roep schalde door de straat: “Zand, schoon wit zand!” en om zijn koopwaar aan te prijzen riep hij ook: “Moet er nog zand zijn?” Een emmer zand kostte voor 1914 5 à 7 cent. De zandleurder vulde de emmers met zijn handen en hoopte deze goed op.
Zandtapijt
Men zegt ook: “Moet er nog zand zijn” dit is een heel oude uitdrukking die te pas en te onpas werd gebruikt om zowel verontwaardiging als bewondering uit te drukken. Denk maar aan Rik De Saedeleer toen België zich in 1980 classificeerde voor het WK. Vroeger gebruikte onze grootouders wit zand als poetsmiddel voor vloer, pannen, kookpotten, emmers en melkbussen werden ermee schoongemaakt. Elk gezin had naast de stenen pompbak een rekje hangen, met daarin drie potjes, eentje voor zand, eentje voor soda en eentje voor zeep. Als de keukenvloer op zaterdag geschuurd was, maakten sommige vrouwen er een gewoonte van om een sierlijk zandtapijt te strooien als vervanging van een echt vloerkleed. Met dit kunstwerk werd voorzichtig omgesprongen, zodat het zand een hele week kon blijven liggen. De volgende zaterdag werd het bijeen geveegd om hiermee de vloer weer schoon te maken.
Paul Witters
Foto: ©Freepik