Oliekoop was een vroegere benaming van rondzwervende geneesmeesters of kwakzalvers, die, veelal in een blauwe, met lint omboorde manteljas gehuld en getooid met een breedgerande hoed, vooral door het verkopen van allerlei geneeskrachtige wonderoliën de kost probeerde te verdienen.
Het waren lui met een aparte benadering van de ziekteleer. Zij zagen gelijk aan het gezicht of de ogen wat de patiënt mankeerde en altijd hadden zij de vereiste, heilzame geneesmiddelen bij de hand. Dit viel te lezen in een hekelend vers tegen de kwakzalvers, in de achttiende eeuw:
Ja ook die oliekoop, die, door den nijd gedreven
De kwakzalver schuin begluurt, is een van zijn neven,
Een gauwdief insgelijks naar algemeen gerucht.
Ook in zijn land ’t schavot ternauwernood ontvlucht,
Die verkoopt zijn waren ook, om voor alle slechte prullen, tot schae van ’t algemeen, zijn maagre beurse vullen!
Paul Witters
Foto: Pixabay