Een strohulzenmaker maakte strohulzen en stromatten, dit waren vroeger de enige soort verpakking waarin men flessen schadevrij kon vervoeren.
Roggestro
De productie van strohulzen en stromatten was oorspronkelijk een huisindustrie. Reeds in het begin van de zeventiende eeuw moeten de eerste strohulzen vervaardigd zijn in Noord-Duitsland en wel in de streek rond Osnabrück, een gebied waar de boeren veel rogge verbouwden. De rogge werd toen nog met de hand gemaaid. Dit lange stro werd schud- of schoofstro genoemd. Dit lange roggestro was het meest geschikt voor de vervaardiging. Nadat de rogge in de wintermaanden gedorst was, kwam het stro vrij.
Wijn- en bierflessen
Op de velden kon men ’s winters niet werken en achter in de stal van de (Saksische) boerderijen hielden de zonen, dochters en knechten zich onder meer bezig met het maken van strohulzen. Deze waren oorspronkelijk vooral bedoeld voor het vervoer van wijnflessen, maar later ook meer en meer voor bierflessen. De grote bierbrouwerijen in het Noorden van Duitsland, in Bremen en Hamburg, vormden dan ook een goede afzetmarkt.
Huisindustrie
Deze primitieve strohulzenfabricage is na verloop van tijd ook doorgedrongen tot streken in Nederland en Noord België, waar op de arme zandgronden veel rogge werd verbouwd en men naar aanvullende middelen van bestaan zocht. Tot het begin van de twintigste eeuw bleef de vervaardiging van strohulzen vooral huisindustrie, al zijn er mogelijk hier en daar grotere werkplaatsen geweest. Echte fabrieken waren er nog niet. Handelaren kochten gewoonlijk de strohulzen op van de boeren met wie ze veelal vaste afspraken hadden gemaakt. Deze verkochten ze vervolgens aan de grote afnemers zoals brouwerijen en wijnhandelaren. Erg populair was deze tak van huisindustrie niet en zeker ook niet gezond: er kwam veel stof vrij, ook al omdat het stro met behulp van een soort grove rakel ontdaan moest worden van ongerechtigheden.
Paul Witters