Een hoepelrokmaker maakte hoepelrokken, een rok waarin, op verschillende hoogten, naar beneden toe groter wordende hoepels van riet, balein of ijzer bevestigd werden. Oftewel: een rokvormig geraamte van zulke hoepels, door vrouwen onder andere rokken gedragen, om deze daarover te doen uitstaan.
Stijlicoon
De hoepelrok werd door vrouwen gedragen tussen circa 1850-1870. Reeds in de 18de eeuw schreef de mode reusachtige jurken voor, die het onderlichaam, met behulp van vele lagen stof en met paardenhaar versterkte onderrokken, vijf keer zo groot maakten. Dat soort jurken was allang niet meer in de mode toen in 1853 een bijzonder stijlbewuste dame haar intrek nam in de onbetwiste modehoofdstad Parijs. In dat jaar huwde keizer Napoleon III namelijk de 18 jaar jongere Eugénie, die met haar modieuze kleding al snel een stijlicoon voor heel Europa werd. Zij introduceerde de hoepelrok. Deze hoepelrok bevatte een soort kooi, die was opgebouwd uit hoepels die de jurk lieten opzwellen. Een ander voordeel was dat er niet zo veel stof nodig was om er imposant uit te zien en bovendien hadden haar benen vrij spel in de lege ruimte die er onder de rok overbleef.
Onpraktisch
De rok was echter onpraktisch, want vrouwen die hem droegen namen veel plaats in. Dit leidde tot problemen op straat, maar ook in de kerkbanken. Bovendien was de rok gevaarlijk. Als een vrouw ongemerkt met een hoepelrok in de buurt van vuur kwam, kon de rok vlamvatten en stond hij snel in lichterlaaie.
Paul Witters
Foto: Pxhere