Nog steeds had ze het huwelijk van haar ouders als grote voorbeeld. Die twee waren tot het laatst verliefd op elkaar geweest, hadden respect voor elkaar gehad en rekening gehouden met de wensen van de ander.
Edward dacht niet aan trouwen, dat had hij al meegemaakt en het was hem niet erg bevallen. Allemaal de schuld van zijn vrouw, natuurlijk. Alhoewel Edith daar nu wel andere gedachten over had.
Voor de rest draaide alles om hem, hij had het immers zo slecht gehad in zijn huwelijk. Dat moest nu gecompenseerd worden. Vond hij.
Zijn vrouw had hij bij de scheiding afgescheept met een zakcent: ze ging maar werken.
Dat terwijl ze jaar en dag had gewerkt in de zaak waar hij nu van liep te genieten met een veel jongere vriendin. Zijn dochter keek niet meer naar hem om. Iets waar hij veel tranen over stortte, als hij gedronken had.
Dat ze geen contact meer met hem wilde was vast de schuld van zijn vrouw, die hield haar bij hem weg. Vanzelfsprekend had hij met die houding van zijn dochter niets te maken.
Hij was toch zo’n toffe vent?
Na een paar jaar deelde Edward Edith plompverloren mee dat hij een huis had gekocht waar hij ging wonen.
“En ik dan?”
“Jij zoekt het maar uit. Ik heb je toch nooit iets beloofd?”
“Ik heb me rotgewerkt in die zaak. Je hebt me zelfs nooit een salaris betaald.”
“Als je dat tegen iemand zegt, sleep ik je voor de rechter.”
Hij zorgde dat ze een uitkering kreeg en vond een goedkoop flatje voor haar. Het meubilair had hij bij een kringwinkel gekocht, waar hij de eigenaar van kende.
“Hoeveel moet je er voor hebben om zo goedkoop mogelijk een flatje in te richten?”
En zo zat Edith ineens in een klein onderkomen, met oude rommel ingericht en een minimum inkomen. Haar kleding had ze mee mogen nemen en hij had een klein bedrag overgemaakt op haar rekening.
“Je denkt toch niet dat iedereen je zo goed behandeld zou hebben? Je hebt jaren in luxe geleefd.”
“Daar heb ik anders ook hard genoeg voor gewerkt.”
“Dat beetje wat jij deed? Laat me niet lachen!”
Edith, niet mondig genoeg om zich te verdedigen, zat lamgeslagen in haar flat. Geestelijk was ze een wrak. Alles wat ze had gedaan werd gekleineerd en geminimaliseerd, alleen hij was de geweldige die het zo goed voor elkaar had. Zonder haar hulp had hij zelfs niet aan een tweede zaak kunnen beginnen, maar daar wenste Edward niet aan te denken.
Hij was er meer in geïnteresseerd of de vrouwen nog op hem stonden te wachten.
De eerste weken liep Edith versuft door de stad. Het was allemaal zo plotseling gekomen en ze voelde zich zo diep vernederd en afgedankt. En in haar eenzaamheid was er niemand bij wie ze haar verhaal kwijt kon. Voor het eerst in jaren moest ze gewoon boodschappen doen. Al die tijd waren de spullen uit de eigen zaak gekomen: je pakte maar en hoefde nergens op te letten.
Nu zag ze pas hoe duur alles was geworden en deed ze haar boodschappen bij de goedkoopste winkels.
En kocht ook de goedkoopste wijn.
Eerst één fles, toen twee, toen per doos. Heerlijk vond ze die roes; alles gleed een beetje van haar af op momenten van steeds meer drank. Ongemerkt ging al haar geld op aan drank, zelfs het beetje geld dat Edward had gegeven was ineens verdwenen. Edith begon zichzelf te verwaarlozen, at niet meer gezond en lette al helemaal niet meer op haar uiterlijk. Drank was nog het enige dat telde. Vaag realiseerde ze zich dat dit niet het leven was dat ze wilde en als ze aan haar ouders dacht schaamde ze zich. Als die haar nu eens zouden zien…
Maar ook dat was niet genoeg om haar uit het dal te halen. Integendeel, ze ging steeds dieper.
Haar beperkte middelen raakten op, haar maandelijkse uitkering was niet genoeg en het idee dat ze geen drank zou kunnen kopen deed haar in paniek raken. Om dat toch te kunnen bekostigen begon ze dingen uit haar inboedel te verkopen. Die was niet veel waard, maar wat ze er voor kreeg voorzag haar weer voor een paar dagen van drank. Ze begon vuilcontainers te doorzoeken en zwierf rond op zoek naar ‘groot vuil’, dat buiten was gezet in afwachting van de vuilophaaldienst. Zo vulde ze in haar woning aan wat ze had verkocht en soms kon ze zelfs van die gevonden dingen nog spullen verkopen.
Voor Edith was het nog een geluk dat de huur van haar woning werd afgeschreven op dezelfde dag dat haar uitkering werd bijgeschreven, anders had ze misschien al op straat geleefd.
De eerste keer dat ze het mannetje zag, was toen ze thuis kwam met een rafelig tapijtje en een zak oud brood die ze bij het vuil had weggehaald. Ze moest langs hem heen om de hal van haar flat in te gaan. Hij droeg een vale, gescheurde jas die zurig stonk en zijn mond hing scheef open. Ze kon de bruine spikkeltjes tand zien op zijn kaken zien en vettig haar hing tot over zijn oren.
Grijze stoppels bedekten nog een beetje de schurftige huid en zijn roodomrande ogen bekeken haar gretig. Zijn schuifelende stappen beangstigden haar en snel rende ze de trap op. Boven sloeg ze de deur met een klap dicht.
Op een nacht werd ze wakker. Ze lag op de matras die ze bij een leeg huis had gevonden. Dronken had ze hem naar boven gesleept en was er meteen op in slaap gevallen. Ze was wakker geworden van een geluid dat ze niet thuis kon brengen; geschuifel en een soort gekreun. Ze ging zitten en zag dat ze de buitendeur open had laten staan. Een zure lucht bereikte haar neus. Ze wist voor ze hem zag, dat dat mannetje binnen was gekomen. Iedere dag had hij er gestaan en kreunend gelachen als ze weer rotzooi bij zich had of dronken thuiskwam. En nu was hij binnen, omdat ze met haar dronken kop de deur open had laten staan. Ze had hem eigenlijk zelf binnengelaten.
Edith voelde haar hoofdhuid prikken. Het mannetje kwam de kamer binnen, ze hoorde zijn hijgende ademhaling waar hij af en toe kreunende geluiden bij maakte.
“Wie ben je? Ik wil dat je weggaat. Laat me met rust. Wat moet je van me?”
Zijn ademhaling versnelde zich en hij begon kreunend te lachen. Edith wilde hem naar buiten duwen, maar toen ze moeilijk opstond en naar hem toe liep stak hij begerig zijn armen uit naar haar. Ze deinsde terug. Nog nooit was ze zo bang geweest. Hij ging tussen haar en de deur staan; zodat ze er niet langs kon en ze durfde het ook niet te proberen.
Ze begon te beven en liet zich langs de muur op de grond zakken. Het mannetje ging ook zitten. Tranen liepen langs haar gezicht, iets wat het mannetje hooglijk scheen te amuseren.
Heel de nacht zat ze zo, het mannetje ook.
Hoe gaat zich dit verder ontwikkelen? Lees het morgen in Noordernieuws onder het kopje vervolgverhalen, of op de facebookpagina van Noordernieuws