Late erfenis
Late erfenis

Late erfenis

Zwoele wind ruiste in de bomen. Een vogel zong met overgave en de zon smeet gul met goud over de bloemen en over het lint met de woorden: Een laatste groet. Verwezen keek Jane naar de kist en hoorde niets van de speech die de man van het uitvaartcentrum hield. Was dat nou echt haar moeder die daar lag? Koud, allang niet meer zichzelf? Een droge snik wurgde zich omhoog en even sloeg ze de handen voor haar ogen. Haar moeder. Haar altijd vrolijke, lieve moeder.
Mamma.

Jane had geen vader. Er moest natuurlijk ooit wel een biologische vader zijn geweest, maar die had ze nooit gekend of gemist. Haar moeder was alles voor haar geweest. De zorg voor Jane had ze perfect weten te combineren met een oppas, die ook poetste en zelf spendeerde ze zoveel mogelijk tijd aan haar dochter. Ze had een goedbetaalde baan bij een vertaalbureau en kon veel thuis werken. Zelden of nooit was er een boos woord gevallen. Jane was opgevoed met de gedachte dat agressie doorgaans nergens voor nodig is en dat problemen op een andere manier op te lossen zijn. Slechts één keer had ze haar moeder woedend gezien. Jane was naar een feestje gegaan, waarbij ze was opgehaald door een jongen uit de buurt. In plaats van de om afgesproken twaalf uur, was ze pas na drieën thuisgekomen. Opgejut door anderen die het ouderwets en ‘achterlijk’ vonden dat ze op tijd naar huis ging. Haar moeder was vreselijk overstuur geweest en had zelfs tegen haar geschreeuwd, iets wat Jane nog nooit had meegemaakt.
‘Doe dat nooit meer,’ had ze gegild, ‘heb je enig idee wat je had kunnen overkomen? Blijf zo lang je wilt, maar BEL OP! En als het zo laat wordt, neem je een taxi. Ik zal het met liefde betalen.’ Ontzet had Jane staan kijken en luisteren en woedend aan haar leeftijdgenoten gedacht, die haar zo hadden opgepookt. Vanaf dat moment liet ze haar moeder altijd weten hoe of wat, zonder zich gecontroleerd te voelen. Toch was ze niet zo erg beschermd opgevoed, het was meer alsof ze overal op voorbereid werd. Zo werd er op aangedrongen dat ze studeerde, zodat ze altijd voor zichzelf kon zorgen. Zodat ze nooit haar hand hoefde op te houden en niet afhankelijk zou zijn van een man of een uitkering. Naarmate Jane ouder werd, veranderde de relatie met haar moeder op een subtiele manier. Ze waren meer vriendinnen van elkaar, zonder dat Jane geconfronteerd werd met de volwassen problemen van haar moeder. En deze sterke, lieve vrouw werd getroffen door een hersenbloeding, die haar spraak verlamde. De volgende dag kreeg ze de tweede. En die velde haar. Het was zo ontzettend snel gegaan, dat het nog steeds niet goed tot Jane was doorgedrongen. Maar de realiteit was heel scherp aanwezig: haar moeder was dood en nooit, nooit zou ze haar lieve gezicht meer zien. Jane wankelde en voelde meteen de ondersteunende arm van haar oom.

Bij de onvermijdelijke koffie en cake en de sleep mensen die langs kwam om te condoleren, was de laatste persoon een lange, grijzende man. Hij schudde haar hand en keek haar lang aan. Jane kon zich niet herinneren deze man ooit te hebben gezien, maar liet het moment voorbij gaan om te vragen wie hij was en waar hij haar moeder van had gekend. Even later was hij verdwenen. Meerdere mensen begonnen te vertrekken en Jane dacht niet meer aan hem.

Een week later besloot Jane naar het graf van haar moeder te gaan. Ze kocht verse bloemen en vulde op de begraafplaats bij één van de vele kranen een vaas. Bij het graf aangekomen, zag ze de man die bij het condoleren aanwezig was geweest. Ze liep op hem af en stak haar hand uit. “Dag, ik ben Jane. Als het goed is zag ik u vorige week bij de begrafenis van mijn moeder.”
“O, ja, dag, Ja, dat klopt. Ik uh…” Hij haalde zijn hand door zijn haar en leek verlegen met zijn houding. “Ik kan me niet herinneren u eerder te hebben gezien, waar kende u mijn moeder van?”
“Van vroeger. Zij en ik, wij waren… enne toen…” Tot haar ontzetting begon de man te huilen. Jane nam zijn arm en duwde hem zachtjes in de richting van een bankje.
Hij ging zitten en leunde met zijn ellebogen op zijn knieën, zijn gezicht in zijn handen. Onbeholpen zat Jane naast hem. Bij haar zaten de tranen ook hoog, maar ze wist totaal niet wie deze man was. Ze konden hier toch moeilijk samen zitten snikken? En dus wachtte ze geduldig af. Na een poosje ging hij rechtop zitten, haalde sigaretten uit zijn zak en stak er eentje op. “Eigenlijk rook ik allang niet meer, maar ik had er nu behoefte aan.” Zo zaten ze samen knus op het bankje; hij rokend, zij met bloemen en een vaasje met water. Na een poosje stond Jane op en zette de vaas bij het graf, waar nog geen steen op lag. Ze haalde de bloemen uit het papier en zette ze in het water. Ze verwijderde wat verdorde bloemen van het graf en gooide ze met het bloemenpapier in een vuilnismand. Toen ging ze weer op het bankje zitten en keek de man vragend aan. Hij haalde diep adem en begon te praten, zacht en aarzelend. Zoekend naar de juiste woorden. “Uw moeder ken ik van school. Ze was het liefste, mooiste meisje van de klas. En de meeste waren verliefd op haar, ik ook. En wat gebeurde? Ze werd ook verliefd op mij. Op mij! Ik was de gelukkigste jongen op aarde. Na de middelbare school gingen we werken en allebei deden we er een avondopleiding bij. Toen ze op een avond terugkwam is het gebeurd…”

Hij kneep zijn handen in elkaar, zijn knokkels werden wit. “De volgende ochtend vonden ze haar; het was haar gelukt de sloot uit te kruipen, waar hij haar in had gegooid. Ze had wurgsporen in haar nek en was meer dood dan levend. Omdat ze het er levend af had gebracht kon ze aangeven wie het was geweest. Hij is ook gepakt. Maar voor ons was het over.” De man zweeg. Jane staarde hem aan. Ze geloofde hem niet, dit kon niet. Een golf van misselijkheid sloeg over haar heen en even dacht ze dat ze flauw zou vallen. ”Maar, maar, hoezo was het over? Hebt u… ?”
Hij lachte schamper: “Nee, ze wilde niets meer van me weten. Als ik bij haar in de buurt kwam werd ze hysterisch. Toen ze uit het ziekenhuis kwam heeft ze me medegedeeld dat ze me nooit meer wilde zien. Ik heb nog wel pogingen gedaan. Ik hield zoveel van haar… Ik ben wel getrouwd geweest, maar heb haar nooit kunnen vergeten. Nog niet lang geleden ben ik gescheiden en wilde ik weer opnieuw proberen contact te leggen. En toen hoorde ik dat uh…“ Tranen liepen over zijn gezicht. “Uw moeder is altijd alleen gebleven, toch?” Niet in staat een klank uit te brengen knikte Jane. Duizend vragen kwamen in haar op, maar ze was niet in staat ze te verwoorden. Als verlamd zat ze daar. Zo zaten ze geruime tijd. Na een poosje stond de man op. “Ik ga nu maar. Wilt u dat ik u ergens afzet? Het is een rauw verhaal, voor u helemaal.” Jane staarde hem zwijgend aan. Na een poosje draaide de man zich om en begon weg te lopen. “Meneer!” Hij draaide zich om. “En ik dan? Bent u dan, hebt u… ?”
“Ik begrijp wat u bedoelt. Nee, ik ben uw vader niet. Wij hadden dat uitgesteld tot na ons huwelijk. Wij wilden helemaal van elkaar zijn en niet dát doen en dan allebei weer apart naar huis gaan. Toen uw moeder na die vreselijke nacht er achter kwam dat ze in verwachting was, heeft ze toch besloten het kind te houden. Ze wilde geen moord op een bijna moord laten volgen. Uw moeder was een meer dan opmerkelijke vrouw.” Jane hoorde zijn verwijderende voetstappen niet meer. Door en door koud zat ze in de zon op het bankje en was zich totaal niet meer bewust van haar omgeving. Haar ogen waren constant gericht op het verse graf.
Het lint met de tekst: Een laatste groet, wapperde in de wind.

Hoe gaat het verder met Jane na dit meer dan schokkende verhaal? U leest het morgen in deel 2