Gisteren lazen we in deel 1 van En voort tikt de tijd over de klok die Els op een rommelmarkt kocht en die wel een heel apart effect had op haar leven.
Op haar werk nam ze een week verlof en bereidde zich voor op haar vertrek. Ze moest en zou de herkomst van deze ongewone klok kennen. Met haar Polaroid nam ze een aantal foto’s van de klok, pakte een tas met spulletjes en ging op weg. Maar niet nadat ze de klok gekust en gestreeld had. Op het moment dat ze de deur dicht trok sloeg het net het hele uur. Het geluid was smekend en vragend, alsof ze niet weg mocht gaan. Els keek nog een keer om en schudde haar hoofd. Ze moest zich nu geen dingen in haar hoofd gaan halen.
Na twee dagen rijden en navragen kwam ze bij een plaatsje vlakbij de Zwitserse grens. Het klokkenmannetje uit de stad scheen tot zover gelijk te hebben. In het dorpje gekomen zocht ze eerst een hotelletje en vroeg naar adressen van antiquairs, die ze de volgende ochtend bezocht. Bij de vierde had ze beet.
Het was een heel oud winkeltje; donker met een versleten, oude vloer. Er stonden niet veel klokken, maar wat er stond was heel oud. Zelfs een staande klok, die in het vertrek ingebouwd leek. De eigenaar leek net zo oud: een krom mannetje met een randje wit, halflang haar. Hij droeg een half brilletje, zoals je die tegenwoordig niet meer ziet. Hij verwelkomde haar hartelijk, bood koffie aan en vroeg toen pas de reden van haar komst. Els illustreerde haar verhaal met de gedetailleerde foto’s. “Ja, ik weet wie dat was.” vertelde de man, “De man was zonder meer een begaafde klokkenmaker. Hij was ook een gevaarlijke moordenaar, die drie meisjes vermoordde nadat hij ze verkracht had. Ze hebben hem opgehangen”
Els trok wit weg, ze voelde dat de vloer zich onder haar opende. Dit kon nooit dezelfde man zijn. De oude man zag haar verwarring en ontzetting. “U bent in de ban van die klok geraakt. U verwachtte iets heel anders; heb ik gelijk? U twijfelt zelfs aan mijn woorden. Maar ik zal het bewijzen.”
Hij opende een kast. Daar stond een pendule die, afgezien van enige details, een replica was van de klok die zij in haar bezit had. Een half vergane krant lag ernaast. Ze hoefde die niet meer te zien, ze wist wat erin stond. Ze wankelde meer dan ze liep toen ze zonder te groeten de winkel verliet, de bezorgde blik van de oude man zag ze niet meer.
Hoe ze de volgende dag thuis is gekomen blijft een raadsel, ze kon zich amper iets van de reis herinneren. Binnengekomen liep Els eerst naar de klok. “Je bent het product van een moordenaar. Voor anderen is dat misschien pikant, maar voor mij niet. Ik verkoop je.”
Ze sleepte zich de trap op. Halverwege begon de klok te slaan. Maar niet met het normale, warme geluid. Het snerpte, zaagde en ging door merg en been. Els stond stil en huiverde.
Ze vertelde het hele verhaal aan haar vriendin toen die haar ophaalde om naar het werk te gaan. “O.k. het is een luguber verhaal, maar je denkt nu toch niet dat die klok behekst is?”
Els zweeg, want haar vriendin had eigenlijk verwoord wat ze dacht en niet toe wilde geven.
’s Avonds liep ze als vanouds naar de klok. Op de één of andere manier glom hij niet meer zo mooi, alsof de oude, doffe plekken weer zichtbaar werden. Het tikken was niet meer rustgevend, maar overheersend, gejaagd en vijandig, de gong snerpend en vals. Er hing een nare sfeer in huis en voor het eerst sinds Els er woonde voelde ze zich niet gelukkig. Ze was bang en werd steeds schrikachtiger.
Op het werk gingen haar collega’s bij Inge te rade: “Wat mankeert Els? Ze is gewoon kopschuw aan het worden. Gisteren liet Marc een boek vallen, ze gilde gewoon van schrik.”
Inge zweeg, wat moest ze zeggen? Dat het door die, eerst zo bewonderde, klok kwam? Ze zouden haar voor gek verklaren.
Op een gegeven moment had Els er genoeg van. Ze was uitgeput. Ze stak niet meer lekker in haar vel, at slecht, haar slaap was onrustig en ze begon op te zien tegen het moment dat ze weer naar huis zou gaan. En dat allemaal door die klok, dit was gewoon belachelijk. Hij ging eruit! Ze liep naar de klok toe. Pas op dit moment viel het haar op dat hij nog liep, terwijl ze hem in geen weken had opgewonden. Dit was de druppel. “Ik verkoop je. Desnoods geef ik je weg, voor niets, aan de eerste de beste voorbijganger. Je bent een monster. Een product van de moordenaar die je gemaakt heeft en zijn zwarte ziel aan je verbond.”
De volgende dag stond Inge te wachten. Vijf minuten, tien minuten, niets. Els had zich natuurlijk verslapen, dat gezeur ook met die klok. Zuchtend kwam ze de auto uit en ging naar binnen met de sleutel die ze altijd bij zich had, voor het geval Els ziek zou zijn. “Els! Eeeeeels. Ik ben binnen. Lig je nog in bed? Niet schrikken, ik ben het maar. Schiet nou op, we komen te laat.” Inge liep de kamer binnen en zag haar vriendin op de grond liggen voor het dressoir.
In haar keel stak de slinger van een klok, in de vorm van een langgerekte schoppenaas…
Binnenkort is er weer een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda