Doodstil was het in de kamer. Peter verbrak als eerste de stilte. ‘Vannacht slaap ik in een hotel, morgen zien we wel weer. Ik kan je in ieder geval wel meedelen dat ik dit niet meer wil. Voor mijn part ga je naar een psychiater, maar als jouw houding en gedrag niet veranderen vraag ik echtscheiding aan. Je verwoest met je gebrek aan vertrouwen ons huwelijk, mijn leven en je hebt er geen enkele reden voor.’ Zijn stem haperde en hij begon te huilen. Els zat als versteend. Wat had ze gedaan, dit kwam nooit meer goed! Ze stond op en wilde naar hem toelopen, maar Peter maakte een afwerende beweging: ‘Kom niet in mijn buurt, ik wil je even niet zien.’
Hij draaide zich om en liep weg. De rest van de nacht zat Els in de stoel en staarde in het donker.
Vanuit het hotel belde Peter de volgende ochtend zijn werk en meldde zich ziek. Toen hij thuiskwam trof hij niemand aan. Hij ging douchen, scheren, trok schone kleren aan en wachtte. Een poosje later kwam zijn vrouw thuis, zag hem zitten en liep naar de keuken. Daar zette ze koffie, borg de boodschappen op, waste één en ander af, pakte bekers en schonk koffie in. Ze zette een beker voor Peter neer en deed de radio aan, alles zonder één woord te zeggen. Peter stond op en deed de radio weer uit. ‘We moeten praten, daarom ben ik thuis gekomen in plaats van naar mijn werk te gaan.’ Els keek hem met koude ogen aan en liep de kamer uit. Hij hoorde de voordeur slaan. Hij keek haar door het raam na en constateerde dat hij op dit moment helemaal niets voelde. Diep in gedachten verliet ook hij het huis en zorgde ervoor dat hij de tegenovergestelde richting opging.
Tegen middernacht kwam Peter weer thuis, een klein lampje brandde in de zitkamer. Zachtjes liep hij naar boven. Het leeslampje aan haar kant van het bed was aan. Op het tafeltje stond een fles rum, ernaast een omgevallen glas. Een sterke dranklucht vulde de kamer. Hij lachte schamper: welja, dan gaan we toch zuipen? Een koffertje was zo gepakt, hij rommelde nog wat rond en ging weg.
De volgende ochtend werd Els met een enorme kater wakker. Ze keek naast zich en zag dat zijn deel van het bed onbeslapen was. De wekker stond op tien uur. Zou hij weer naar een hotel zijn gegaan? Vast niet, hij zal wel weer bij die slet zijn geweest, om dan samen om haar te lachen.
Een misselijk gevoel kwam opzetten, ze wist niet of het een nawerking van de drank was of de jaloerse onmacht die ze voelde. Ze gunde hem aan niemand, hij was van haar! Ze zou die vrouw opzoeken en haar gezicht openkrabben, haar haren uit haar hoofd trekken, schoppen, slaan. En hem wilde ze ook slaan, hard, heel hard. Ze realiseerde zich niet dat ze geen liefde voelde, maar giftige bezitsdrang. Als zij hem niet kon houden, o.k., maar niemand anders zou hem hebben. Een portier sloeg dicht. Snel liep ze naar het raam en keek naar buiten. Een taxi reed weg, een sleutel werd in het slot gestoken. Uit een kast pakte ze een hockeystick en rende de kamer uit. Vloekend stond ze bovenaan de trap, ze wilde naar beneden rennen, maar ze struikelde en viel. Geknakt lag ze onderaan de trap, haar ogen wijd open, bloed drupte uit haar mond. Peter had een stap terug gedaan toen ze naar beneden viel. Nu liep hij langs haar heen, richting de telefoon. Maar toen bedacht hij zich en liep de trap op naar boven.
Voordat hij politie en ambulance belde kon hij beter even dat nylonkoordje verwijderen, dat hij boven de derde tree had gespannen…
Binnenkort een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda