De veerboten tussen Engeland en het vaste land zijn groot en heel luxueus. Om de lange overtocht te verzachten hebben ze van alles aan boord om je mee te vermaken: casino’s, restaurants, bioscopen, belastingvrij winkelen, noem maar op. Natuurlijk kun je ook gewoon een beetje wandelen of een hut nemen en lekker slapen. Zo komt iedereen op zijn eigen manier de tijd door…
Mark stond aan de reling en keek uit over de eindeloos lijkende zee.Het water klotste tegen de boot, de zwoele wind speelde door zijn haren. Maar Mark merkte dit niet, hij staarde en zag niets. Hij doorleefde alleen zijn gedachten en die waren niet zo vrolijk. Hij had een vreselijk jaar achter de rug: zijn moeder overleed volkomen onverwacht, zijn vader was al dood, het bedrijf waar hij werkte ging failliet en dus hij stond van de één op de andere dag op straat. Door geldgebrek kon hij zijn appartement niet meer betalen en moest hij noodgedwongen verhuizen naar een veel kleinere woning.
Maar al die tijd had hij één houvast gehad: Elise, zijn vriendin. Zonder haar had hij het niet gehaald.
Tot die verschrikkelijke dag kwam, twee maanden geleden, dat ze tegen hem zei dat ze bij hem wegging. “Sorry Mark, je bent een schat, maar je bent gewoon niet DE man voor mij. Het is beter dat we nu uit elkaar gaan dan over een paar jaar.” Mark was verbijsterd geweest, hij wist niet wat hij moest zeggen. “Is er een ander?” Was het enige geweest dat hij uit kon brengen.
Nee, die was er niet, hij moest niet zo raar doen. Ze had toch net gezegd dat hij HET nu eenmaal niet was? Twee dagen later, Mark stond bij de bushalte, zag hij Elise voorbij komen in een cabriolet die bestuurd werd door een voor hem onbekende man. Ze hing meer tegen hem aan dan ze zat en hij had een arm was om haar heengeslagen. Ondanks de drukte had Mark het gevoel helemaal alleen te zijn. Alles om hem heen viel weg, het beeld van die twee stond op zijn netvlies gegrift.
Kort daarna vond Mark een baan. Beter betaald dan de vorige, meer vooruitzichten, auto van de zaak, maar hij kon er niet blij om zijn. Hij had het gevoel dat zonder Elise de zin van zijn bestaan weg was.
Het nieuwe werk bracht met zich mee dat hij vaak weg moest. Nu ging hij een bedrijf in Engeland bezoeken. Vanwege de bereikbaarheid van dit bedrijf, was besloten dat hij het best met de auto kon gaan. Mark had de nachtboot genomen en nu stond hij aan de reling met een vastberaden trek op zijn gezicht. Hij zou wachten tot iedereen naar bed was, dronken rondhing, in ieder geval tot het dekgedeelte waar hij stond verlaten was. En dan zou hij springen, zich in de armen van de zee storten. Aangezien hij alleen reisde zouden ze hem pas missen als zijn auto morgen het ruim niet uitreed.
De afvaart was nog niet begonnen, overal liepen mensen die samen lachten en met elkaar spraken.
Mark liep naar de hut die zijn baas voor hem had besproken en strekte zich op bed uit. Het verdriet van de afgelopen maanden had hem gesloopt en doodmoe viel hij in slaap. Uren later werd hij wakker, het was half drie ’s nachts, de ideale tijd. Hij stond op en verliet zijn hut. De bar was gesloten, de slaapstoelen bezet. Overal lagen mensen te slapen: op de banken, de vloer, hangend over tafels.
Hier en daar lag iemand op een dekbank, verder was het dek verlaten. Mark liep naar dat gedeelte van het dek waar hij eerder had gestaan. Toen iedereen nog op was, was het daar al redelijk rustig. Nu zag je daar niemand meer; ook geen slapers.
Even stond hij daar. Genietend van de zilveren maneschijn op het water, het zou het laatste zijn dat hij zou zien en wilde het beeld meenemen de dood in. Hij zette zijn voet op de onderste rand van de railing, omklemde de rand met zijn vuisten, haalde diep adem en… “‘Vindt u het ook zo’n heerlijke avond? Zonde om naar bed te gaan, toch?” Mark viel van schrik haast achterover en keek de vrouw naast zich met grote ogen aan. “Ik heb u toch niet laten schrikken? Ik dacht dat u me aan had horen komen.” “Nee, ik dacht dat ik alleen was.” De vrouw sprak met een Noord-Engels accent, was een beetje ouderwets gekleed en had een lief gezicht. Mark’s hart klopte in zijn keel. Wrang bedacht hij dat hij zich wel dood had kunnen schrikken. Naast hem babbelde de vrouw vriendelijk verder, ze scheen niet in de gaten te hebben dat ze net iemand de stuipen op het lijf had gejaagd. Met moeite concentreerde hij en probeerde te reageren op wat ze zei. “Gaat u met vakantie naar Engeland?”
“Nee, zaken.” “Vergeet dan vooral niet een beetje rond te kijken, het is zo mooi bij ons op dat grote eiland. Als u één keer bent geweest komt u vast terug.” Mark probeerde het gesprek iedere keer af te kappen, maar dat lukte niet.
Voor het moment is Mark gered, zal het hem toch lukken zich in de dodelijke omarming van de zee te werpen? Lees het morgen in deel twee van het vervolgverhaal Ships that pass in the night