Kinderspel Deel twee van ons vervolgverhaal

Kinderspel, een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda

Aan het eind van de Dorpsstraat stond het ruime, witgeschilderde huis. De tuin was enigszins verwilderd, maar de woning zag er netjes uit ondanks het feit dat het allang leeg en te koop stond.
Het afgelegen huis trok niet veel gegadigden en de dorpsbewoners zelf leken er absoluut geen belangstelling voor te hebben. De makelaar, die zelf in een naburige stad huisde, overwoog het aan één of andere projectontwikkelaar te verkopen. Het grote probleem was echter: wie zou in zo’n gehucht een project willen starten?

Bea was op slag verliefd op de woning. De grote, lichte vertrekken waren precies wat ze zocht en in iedere kamer had ze een ander uitzicht. Het huis stond vrij maar had een relatief kleine tuin.
Aan de overkant stond een groot huis, maar dat had een enorme tuin met hoge bomen dus daar had je geen inkijk van. Achter keek ze over de velden en akkers. Links en rechts waren de huizen van de buren, maar door de begroeiing zag ze die niet.
Boven waren drie slaapkamers, een grote badkamer en daarboven was nog een bergvliering.
Als artieste was Bea verrukt over de lichtinval en de rust van een klein dorp was precies wat ze zocht.
De koop was snel geregeld en nadat een klusjesman van alles in orde had gebracht, verhuisde ze.
Veel meubilair had ze niet, dat wilde ze ook niet. Ze was altijd wel met een schilderij of beeldje bezig en ’s avonds zat ze meestal aan de keukentafel, onder de grote lamp. Haar grote hobby was het maken van meubeltjes voor poppenhuizen. Niet alleen kwam het grootste inkomen daarvan, ze vond het ook echt leuk. Boven had ze in één van de slaapkamers een groot poppenhuis staan. Uren kon ze daarmee bezig zijn met het opnieuw inrichten van de kamers, een ander gordijntje hier, een kleurig tapijtje daar.
Ze was nooit getrouwd geweest en had geen kinderen. Maar daar had ze ook nooit behoefte aan gehad.
Haar eigen gezelschap was haar genoeg en wilde ze lekker kletsen dan pakte ze de telefoon en belde een vriendin. Met al haar creatieve eigenschappen leefde ze eigenlijk een beetje in een andere wereld. Constant was ze aan het ontwerpen, opzetten voor schilderijen aan het maken of klei aan het vormen.

De dorpsbewoners waren vriendelijke mensen. Er was niets te merken van de stugheid die doorgaans aan mensen in kleine nederzettingen wordt toegeschreven. Niemand had zijn deur op slot en als je iemand moest spreken, dan ging je gewoon achterom en liep de keuken binnen. Dat dit bij Bea niet gebeurde, weet ze aan de nieuwigheid. Ze werd overal uitgenodigd, maar niemand kwam eigenlijk bij haar op bezoek. Ze stoorde zich hier niet aan, dat veranderde uiteindelijk wel.

Het dorp had één café, natuurlijk in de dorpskern naast de kerk. Bea stapte hier ook wel eens binnen.
In het begin keken de mensen daar raar van op: een vrouw alleen op café? En nog alcohol drinken ook? Maar het wende snel: Ach, die mensen uit de grote stad waren nou eenmaal vrijgevochten en voor de rest was ze een best mens, dus och… Op een avond kwam ze in gesprek met een jong stel. Twee dochtertjes hadden ze, die in een naburig dorp op school gingen. “Nu is de jongste binnenkort jarig, dus gaan we naar de stad voor een cadeautje. Dat is wel een nadeel als je in een dorp woont: het aanbod is heel beperkt.” “En wat hadden jullie in gedachten om te kopen?” vroeg Bea. “Nou, het is echt zo’n dametje. Ze heeft een poppenhuis en daar kan ze uren mee bezig zijn.” Dit was natuurlijk koren op Bea’s molen en ze had dan ook zo de interesse van de jonge ouders. “Wij zouden graag het één en ander zien. Kun je niet een keer langskomen met wat spulletjes?” “Natuurlijk, maar waarom komen jullie niet naar mij toe? Dan kan ik alles laten zien.” Er viel een stilte. Bea keek van de één naar de ander, ze had toch niets verkeerd gezegd?
De man schraapte zijn keel: “Zou je het een probleem vinden naar ons te komen? Alsjeblieft?” Het was duidelijk dat Bea er niets van snapte; ook deze mensen nodigden haar uit maar wilden niet bij haar komen. Stug zei ze: “Mankeert er iets aan me? Ik schijn overal welkom te zijn, maar mijn huis wordt gemeden als de pest.” De man en vrouw keken elkaar aan, toen sprak de vrouw: “Ach, weet je, aan jou mankeert niets. Je bent erg aardig, maar eh… “
“Ja?” “Het huis waar jij woont, daar spookt het.” In opperste verbazing keek Bea hen aan en schoot toen in de lach. “Ik heb anders nog geen kettingen horen rammelen, zelfs de deuren piepen niet. Er lopen ook geen schimmige figuren rond, met het hoofd onder de arm.”Bea hijgde van de lach en de tranen liepen over haar gezicht. Maar toen ze de strakke gezichten tegenover zich zag, wist ze zich met grote moeite te bedwingen. “Lach jij maar, voor mijn part vind je ons achterlijke dorpsbewoners, maar zoals je hebt opgemerkt wordt dat huis gemeden. Waarom denk je dat het zo lang leeg heeft gestaan?”
Voorzichtig leidde Bea het gesprek in andere banen en maakte een afspraak bij hen thuis. Ze waren enthousiast over de poppenmeubeltjes en bevalen haar aan bij al hun kennissen. Bea bouwde in korte tijd een behoorlijke klantenkring op, maar niemand kwam bij haar thuis… Als ze hier of daar het onderwerp aansneed, werd er ontwijkend op geantwoord. Dus veel wijzer werd ze niet. Nou ja, ze vond het wel best. Door de sterk gegroeide klandizie kwam Bea er helemaal niet meer aan toe om zelf met haar poppenhuis te rommelen. Op een middag vond ze het welletjes en besloot een middagje vrij te nemen. Ze liep naar boven, naar de kamer met het poppenhuis. Het zonlicht stroomde de kamer binnen en ze ging zitten op de stoel die voor het poppenhuis stond. Terwijl ze zat te kijken hoe ze de kamertjes nu eens in zou richten, dacht ze: vreemd, het stond toch heel anders? Of is het nu zo lang geleden, dat ik me niet meer kan herinneren hoe ik het de laatste keer heb ingericht? Maar hoe langer ze keek, hoe zekerder ze werd dat alles anders was ingedeeld. Dit was wel heel merkwaardig.
Zeker de spoken, dacht ze grinnikend. Ze zette alles op een ander plekje en Bea dacht er verder niet meer aan. Maar toen ze twee dagen later ging kijken was het weer zo. Nu wist ze het zeker dat het geen inbeelding was. Hier moest ze toch wel erg over nadenken; dan hadden de mensen in het dorp toch gelijk. Vond ze dit eng? Eigenlijk wist ze hier geen antwoord op; natuurlijk was het een raar idee en griezelig ook. Peinzend liep ze naar beneden.

De mensen uit het dorp hadden gelijk, het spookte in Bea’s huis. Blijft ze hier nu wel wonen of loopt het anders af? Lees het morgen in deel twee van ons vervolgverhaal

Facebook6
Twitter
Follow Me
Tweet