vraag-niet-altijd-waarom

Vraag niet altijd waarom Een nieuw vervolgverhaal van Lieve Wiesda

Met driftige gebaren trok Sharon kledingstukken uit de kast en kwakte ze in een koffer. Af en toe streek ze natte plukken haar uit haar gezicht. De tranen bleven stromen. Waarom had ze het niet aan zien komen? Waarom deden ze dit haar aan? Haar man en haar beste vriendin, waarom? Het leek verdomme wel iets uit een goedkoop romannetje. Maar daar kwam de bedriegende echtgenoot altijd met hangende pootjes terug. Nou, hij niet. Nooit, nooit moest ze hem nog. En zij kon ook dood vallen. Sharon lachte schamper, dit waren nou juist de twee mensen die ze het liefst had, die ze allebei blindelings vertrouwde. Ze sloot haar koffer, tilde hem op, griste haar beauty-case van haar toilettafel en verliet het huis. Ze gooide de koffer achterin de auto en zette de beauty-case naast zich op de stoel. Zonder om te kijken reed ze de straat uit. Zonder na te denken reed ze de snelweg op en volgde de borden ‘the North’.

Na een uur begon de ergste verdoving uit haar hoofd weg te trekken en nog een half uur verder moest ze constant de tranen uit haar ogen vegen om nog iets van de weg te kunnen zien. Ze stopte op een parkeerterrein en huilde, krijste. Sloeg met haar vuisten op het stuur. “Ik hield van je, hoe kun je me dit aandoen, je was de liefste, de betrouwbaarste! Vuile schoft, ik hoop dat je doodvalt, dat je verongelukt.” Ze rustte met haar hoofd op het stuur en onderging weer het moment dat ze de kamer binnenkwam en hen in elkaars armen aantrof. Ze was gewoon overdonderd geweest. Als de vrouw van Lot had ze daar gestaan. Paul en Jill hadden niet eens afstand van elkaar genomen. Ze bleven daar staan, met de armen om elkaar heen, alsof dit al jaren zo hoorde. Toen Sharon alleen maar stamelend: “Waarom?”, had kunnen uitbrengen, zei Paul tamelijk koel: “Probeer het niet te begrijpen, je zou het nooit kunnen.”
Jill had haar ogen neergeslagen en was de kamer uitgeglipt. Paul liep achter haar aan en het volgende moment hoorde Sharon de buitendeur dicht slaan. Sharon hijgde van ellende, keek door de voorruit naar buiten maar zag niets van haar omgeving, alleen die smerige herinnering stond op haar netvlies gegrift. Na een hele poos kreeg ze het koud, ze startte de auto en reed weg.

Ze begon weer enig besef van tijd te krijgen en zag dat het al half vier was. Misschien moest ze ergens een hotel of zo zien te krijgen. Maar waar? Ze had er geen idee van waar ze was. Op een gegeven moment zag ze de borden: Lake District. Waarom niet? Ze kon net zo goed verbitterd zijn in één van de mooiste delen van Engeland. Ze nam een afslag, volgde de weg en besloot de kleinste weggetjes te nemen in de hoop een dorp te vinden. Het begon al te schemeren, Sharon had al een hele tijd geen wegwijzers meer gezien en eigenlijk ook geen mensen om iets aan te vragen.
Opeens zag ze een hond lopen en een eindje erachter een oude man die aan de wandel was. Sharon stopte, draaide het raampje omlaag en zei: “Excuse me, kunt u zeggen waar deze weg heengaat?”
De man keek haar bevreemd aan: “Sorry ma’am, deze weg gaat nergens heen.” “Hoezo, nergens heen, het is toch geen doodlopende weg?” De man zei: “Echt, deze weg gaat nergens heen, keer om en neem een andere route.” Geïrriteerd draaide Sharon haar raampje dicht. Had zij weer: eerst in geen velden of wegen een levende ziel te bekennen en treft ze dan iemand, blijkt het één of andere dementerende oude gek te zijn. Nergens heen, hij bedoelt zeker dat het volgende dorp nog ver weg is. Ze reed verder en zag een jongetje op de fiets aan komen. Weer stopte ze: “Heb jij een idee waar ik uitkom als ik deze weg blijf volgen?” Het ventje stopte niet eens en riep: “In de hel, stommeling, ga hier weg.” Sharon keek hem verbluft na en zag dat de jongen steeds harder ging fietsen. Ze haalde haar schouders op en reed verder; de hel, nou daar kwam ze net vandaan.

Een drie kwartier later zag verderop in het schemerende landschap de contouren van huizen, nog heel klein, dus het was nog ver weg. Het was donker toen ze het dorpje binnen reed. Nou ja, dorpje, eigenlijk alleen een straat met de beroemde kroeg en kerk. Een paar huizen en dat was het. Tegenover de kroeg parkeerde ze haar auto. Links van haar was een muurtje, rechts aan de overkant een pub: ‘The Staff and Garter‘. Een bord naast de entree: Pubmeals, bed and breakfast.
Precies wat ze zocht. Ze pakte haar beauty-case, stapte uit en terwijl ze het portier op slot draaide wierp ze een blik over het muurtje: een heel oude kerk met een even oude begraafplaats. Onwillekeurig liep ze er naartoe en bleef even staan kijken.
Eeuwenoud moesten die graven zijn. In het licht van de straatlantaarns zag Sharon hoe groen de zerken waren en hoe scheef de meeste stonden, sommige waren zelfs omgevallen. Ze draaide zich om en bekeek de pub. Van buiten zag het er aanlokkelijk uit: heel oud, met van die gezellige glas-in-lood raampjes waardoor je het vuur van de open haard zag. Ze stak het straatje over en opende de deur. Een golf warme lucht en de geur van bier en tabak sloeg haar tegemoet, maar er was niemand aanwezig. Sharon liep naar de tap en bijna gelijktijdig kwam iemand uit de keuken binnen. “Good evening, ma’am.” “Goedenavond, ik zag dat u ook kamers verhuurt?” De man glunderde: “Zeker ma’am en u hebt de keus, ze zijn allemaal vrij.” Hij zag eruit als een goedige man. Een overhemd met opgerolde mouwen, grote rode handen, een theedoek over zijn schouder en een vollemaansgezicht met een stralende lach. “Doe maar wat,” zei Sharon, “maar mag ik de kamer eerst zien?” “Natuurlijk, hier is de sleutel, kamer acht. De ingang is buiten om de hoek, u moet wel eerst een trap op. Er is een wastafel in de kamer, maar de w.c. is in de gang.”
Ze nam de sleutel aan, liep de deur uit, de hoek om en door de deur de trap op. Nummer acht was zo gevonden. Sharon opende de deur en ging naar binnen. Ze keek om zich heen en alles wat ze zag oogde oud en comfortabel. Er was een groot bed, met een gehaakte sprei. Ernaast een tafeltje met een kleedje. De wastafel met de ouderwetse kranen was waarschijnlijk net zo oud als ze eruitzagen en de spiegel erboven was ovaal, met geslepen facetrand. Een kleerkast van donker, gepolitoerd hout, de sleutel met zo’n grappig kwastje. Een paar lieve schemerlampjes en onduidelijke schilderijtjes completeerden het geheel. Sharon zette haar beauty-case op het tafeltje en ging op bed zitten. Het veerde een beetje, maar voelde verder aan als een fijn, stevig bed. Ze schopte haar schoenen uit en ging even liggen. Haar ogen brandden. Ze sloot ze even en meteen viel ze in een diepe slaap.

Wat een merkwaardig begin van haar reis. Hoe gaat dit verder en zal ze zich over het bedrog van haar man kunnen zetten? Of lopen dingen anders? Lees het morgen in deel twee van: vraag niet waarom

Facebook5
Twitter
Follow Me
Tweet